zaterdag 11 mei 2013

Smeets in DWDD over 'Gepakt'. Een korte analyse.



Interview in DWDD van Matthijs van Nieuwkerk met Mart Smeets over zijn boek 'Gepakt' over dopinggebruik in de wielerwereld, waarin Mart Smeets zegt
1. dat hij als journalist heeft gefaald.
2. dat hij zijn falen niet had kunnen voorkomen.
2a. dat hij schuldig is, maar dat hij er niks aan kon doen.
2b. dat iedereen schuldig is.
3. dat hij doorgaat in een omgeving waarin de kans groot is dat hij opnieuw zal falen.
4. dat zonder deze/zijn instelling sportjournalisten niet zouden bestaan.

Het is het talent van Smeets dat hij met de bovenstaande statements glansrijk wegkomt. Zijn humeur is bovenaards.
Van Nieuwkerk probeert gaten te boren in de goede luim van Smeets, maar Smeets is een maatje te groot.
Van Nieuwkerk doet op een bepaald moment de suggestie dat Smeets zijn werk niet goed heeft gedaan en dan gaat Smeets van zich aftrappen door Van Nieuwkerk frontaal te beledigen ('dan ben jij nog stommer dan je eruit ziet'). 
Van Nieuwkerk is uit zijn evenwicht gebracht en verliest zijn scherpte.

Wat onbelicht blijft in het interview is dat Smeets armdiep (met rubberen gele LiveStrong-band) in de kont zat van Armstrong en niet alleen geen kritiek op hem had, maar hem zelfs jarenlang verafgoodde. Hij had dus helemaal de ambitie niet om te onderzoeken of de prestaties van Armstrong zuivere koffie waren. Smeets was slechts geïnteresseerd in het eufoor ophemelen van de meester. Waarom? 
Omdat dat hem het beste uitkwam bij het ongebreideld laten vibreren van zijn eigen ego, dat het beste gedijt bij het houden van lofzangen. Smeets weet dus helemaal niet of hij er niets aan kan doen dat hij gefaald heeft, want hij heeft geen serieuze poging gedaan om achter de waarheid te komen. Hij geeft het ook toe: hij is een romanticus en romantici hebben een broertje dood aan de waarheid.
Verder het gebruikelijke geraaskal waarin hij ontkent wat hij een zin eerder stelde, als hij het heeft over de generatie huidige wielrenners die het anders wil. In de volgende woorden blijkt dat er al 2 jaar een verboden middel wordt vermoed.
En als hij zegt dat zijn redactie 'precies weet wat er aan de hand is', zegt hij in de volgende zin 'dat weet geen mens.'

Conclusie is dat Smeets veel meer een liegende entertainer is dan een waarheidszoekende journalist. En als je hem dat zou vragen zou hij het er nog mee eens zijn ook, waarschijnlijk.
Smeets gedijt op aandacht, ook als die negatief is. 

Smeets mag nog een paar jaar raaskallen in de Avondetappe. 
Het Rosa Spierhuis wacht aan de horizon.


[Hieronder het transcript met de belangrijkste dialogen.]

Matthijs
Begrijp je niet dat de mensen boos op je zijn, omdat ze zich belazerd voelen. En jij had ervoor kunnen zorgen dat ze niet belazerd werden, want dat is jouw vak. Jij bent journalist.

Mart
Ik snap het. De wielerjournalistiek heeft zijn werk niet goed gedaan. Dat mea culpa heb ik gemaakt.
Maar ik kon er niks aan doen. Ik had niet de middelen om erachter te komen. De enige die dat kon is de Amerikaanse Federale Regering die renners onder ede kan horen.

Matthijs
Maar je wist ervan. In je boek zeg je: 'ik geef toe het wel geweten te hebben, maar niet genoeg om het openbaar te maken. Daarvoor was de wielerwereld te slim en te slecht.' Dus jij, met je goede stel hersens, werkt in een wereld, waarvan je weet, ze nemen me voortdurend in de maling, ze zijn me te slim af, ze lachen om me achter mijn rug.

Mart
Klopt.

Matthijs
Maar het is toch cynisch om in die wereld te blijven werken? Hoe krijg je dat voor elkaar?

Mart
Omdat er een generatie nu op een fiets zit die duidelijk maakt dat zij dat anders willen.

Matthijs
Ik heb het over de jaren die achter ons liggen, Mart.

Mart
Maar ik kan toch niet teruggrijpen daarop. Ik blijf nu in die wereld, omdat die wereld die er nu op een fiets zit het recht heeft om goed behandeld te worden. Daarom doe ik dat.

Matthijs
Je zegt nu dat de huidige generatie wielrenners schoon schip wil maken, maar in je boek zeg je wat anders.
Je zegt er gaan geruchten dat er al 2 jaar een nieuw middel wordt gebruikt waar we niet achter zullen komen en dat nog onzichtbaarder is dan epo, met andere woorden, het circus begint weer van voren af aan. En daar speel jij nog steeds die rol in.

Mart
Nee. Matthijs dat is niet waar. Ik maak duidelijk dat mensen op een andere manier moeten gaan kijken.

Matthijs
Maar jij wist dat er iets aan de hand was.

Mart
Nee, dat wist ik niet. Ik zit op een stoeltje in een kleine cabine en ik praat over een etappe. Denk jij dan dat ik weet welke renner wat gedaan heeft. Denk je dat echt? Dan ben je nog stommer dan je eruit ziet.

Matthijs
Dat laatste vergeef ik je.

Mart
Dat mag ook.

Matthijs
Je gaat verder in je boek en zegt: 'ik kan nu weer tegenover elke renner gaan staan en een normale journalistieke vraag stellen of hij wel eens iets met doping te maken heeft gehad of er iets vanaf weet en dan zal het stellige antwoord zijn, nee daar weet ik niets van.
Ontkennen en liegen hebben hun plaats weer ingenomen. De omerta werkt weer.'
Dus Mart Smeets je wordt in die avondetappe weer belogen en bedrogen door die jonge jongetjes.

Mart
Dat weet ik niet op het moment dat ik het aan ze vraag.

Matthijs
Nee, maar het idee dat het zou kunnen zou voor iemand met jouw status...

Mart
...dan zou er voor topsport en topsportjournalistiek geen plaats meer zijn.

Matthijs
In hoeverre zal de Avondetappe hierdoor veranderd zijn?

Mart
Dat weet ik niet. Dat zullen we zien.

Matthijs
Maar de toon van de gesprekken...

Mart
...zal anders zijn. Ja natuurlijk is die anders. Dat hoef jij mij niet te vertellen.
Daar is een hele volwassen redactie al maanden mee bezig om dat meer te zetten. En wij weten precies wat er aan de hand is. Alleen weten wij niet welke renner waar iets doet.

Matthijs
Nee, als je zegt we weten precies wat er aan de hand is, dat is niet waar, dat weet je niet.

Mart
Natuurlijk dat weet geen mens. Ik hoop alleen en dat hoop ik van harte dat de generatie die nu op een fiets zit zo slim is, om degene die nu nog vuil spel spelen, om die eruit te kieperen. Ik hoop dat ze zo slim zijn om dat te doen.

Matthijs
Hier spreekt een romanticus.

Mart
Wat is daar tegen?

Matthijs
Daar is helemaal niets tegen. Ik leef zelf ook in een romantische wereld. Maar de realiteit zegt iets heel anders.

Mart
Het is niet gegeven dat iedere renner vuil spel speelt. Dat is niet zo.
Het zou heel makkelijk en heel onterecht zijn om te zeggen ze doen het allemaal, dat is niet te bewijzen.

Matthijs
Als jij zegt er is nu een middel al 2 jaar in omloop, dat is het gerucht, ga jij nu alles op alles zetten om dat boven water te krijgen?

Mart
Hoe denk je dat ik dat moet doen?

Matthijs
Ik heb geen idee, jij bent de journalist in kwestie.

Mart
Nou daar zijn ze bij de NOS mee bezig. Daar hebben ze een hele mooie nieuwe afdeling research voor.

zaterdag 27 oktober 2012

Grebbeberg

Ik zag vandaag 2 keer de trein voor mijn neus wegrijden. Ik kon de grote gele mammoet aanraken, maar hij reed al. Hermetisch, onverbiddelijk en soepel als een danser. Er maakte zich Poolse paniek van mij meester. Ik ben koud een week in Holland, Polen zit nog op celniveau. Ik deed een paar hopeloze stappen met de trein mee, niet omdat ik dacht dat dat zou helpen, maar omdat lichamen zich nu eenmaal zo gedragen. Irrationeel copieergedrag. Een kip zonder kop die over het erf loopt naar de plek waar het water is, zich halverwege realiseert dat zijn kop op het hakblok is achtergebleven en in elkaar zakt.

De paniek bestond hierin dat ik vreesde voor een onzeker verloop. Een wachttijd van minimaal een uur. Informatie die half klopte. Treinen die uitpuilden. Een koud perron met een snijdende wind, omdat er niet was nagedacht over de hoek waaruit de Siberische golfstroom al sinds het begin der tijden over de steppen raast. Kortom een subtiele cocktail van onvermogen om het lijden van de mens te verlichten. Het botte idee, dat het lijden bestaat om geleden te worden en dat er geen lieve moedertje is om dat te verzachten. Fatalistisch sadisme. Sadistisch fatalisme. Gooi het maar in mijn pet. Een giftig goedje. Als Polen op Hollands grondgebied had gelegen had het water tot aan de Grebbeberg tegen het bos aan staan klotsen, dat is een waarheid als een koe.

Maar godzijgeloofdengeprezen ben ik in Holland. Ik ging op zoek naar de dienstregeling en zag opgelucht dat mijn herkansing binnen het kwartier al zou komen voorrijden. Wat een land.

Verliefd

Ze zit op de trap van het balkon van een dubbeldekker tussen Amsterdam CS en Haarlem. Ik sta bij de deur en kijk tegen haar op. Ze is de veertig gepasseerd, maar het meisje in haar is er nog. En ze is ontegenzeggelijk moeder. Haar gezicht is van fluweel, ze heeft niets van een furie met een castratiemes.
Zoveel wist ik voordat haar achterbuurmeisje, van ook al weer 23, dat bovenaan de trap wel een klapstoeltje had weten te claimen, begon te niezen. Geen schreeuwende nies zoals ze op de kermis doen of in verre ziekenhuisgangen, maar een ingehouden nies, een plofnies.
Bij de tweede nies, draaide de vrouw die mijn interesse had zich om, zei gezondheid en glimlachte. Maar daar bleef het niet bij. Opnieuw plofniesde het meisje drie, vier keer achter elkaar en opnieuw draaide mijn vrouw zich naar haar om om haar nogmaals gezondheid toe te wensen. Dit was geen zuinige natuur. Zo van 1 keer gezondheid wensen tegen een vreemde is wel voldoende. Nee, deze vrouw keek niet op een goede daad meer of minder. En weer draaide ze terug met een gouden glimlach, die ze gericht aan niemand in het bijzonder liet uitdoven. (Het was geen ordinaire toneelspeelster die applaus verwachtte van de omstanders. Nog een pré.)
Toen pakte ze haar telefoon en ging uiterst bescheiden een gesprek voeren op fluistertoon, waarbij ze haar mond bewoog als een diplomatiek vertegenwoordiger. Ingeleefd en afgewogen. Ze was niemand tot last.
En toen sloeg mijn fantasie op hol. Kwamen er Noord-Afrikanen van benedendeks haar met korte kromzwaarden bedreigen om geld, goed en eer af te geven. Ik sprong voor haar, scheurde mijn borst bloot en zei dan zul je eerst mij moeten openrijten, barbaren, steek mijn ribbenkas aan flarden, duistere woestijnbewoners, want ik zal niet toestaan dat gij het mooiste en het liefste voor mijn ogen schendt.
En dit was niet de eerste maar de dertigste vrouw op wie ik vandaag verliefd werd.

Om de vergane glorie

De oude vrouw is aan het afscheid nemen. Van de spullen in huis, de mensen in de buurt, haar lelijke eend die werkeloos op het tuinpad staat. Zij was een verzamelaarster. Hield ervan bij uitdragerijen en opkopers bandrecorders, pick-ups en typemachines op de kop te tikken. Een erfenis van een jeugd die door een oorlog werd geleend. 5 was ze toen hij begon en 10 toen hij was afgelopen. De waarde van het afgedankte kunnen inzien. Het onverdraaglijk vinden dat het weerloze aan zijn lot wordt overgelaten.
In het midden van de kamer staan meer dan 10 incourante apparaten.
Zwaar kwaliteitsspul, ingehaald door de tijd, klaar om op enig moment te presteren.
Trouwe overbodige dienaars.

Ze vraagt mij om te checken wat werkt. Op een Grundig bandrecorder ligt een spoel. Ik stop de vergeelde stekker in het stopcontact. Hij werkt. We horen een jonge vrouw zingen. Het geluid is slecht en zacht, maar dwars door een halve eeuw klinkt de stem van de vrouw, vrij, vrolijk en gelukkig. Plotseling begint de vrouw te huilen. Ik vraag ‘moet je huilen?’, zonder een antwoord te willen. Ze geeft geen antwoord. Even later zeg ik ‘waarom ben je verdrietig?’ Ze zegt ‘om de vergane glorie’. De broze oude vrouw herneemt zich en zegt ‘neem me niet kwalijk’. Ik zeg ‘nee, je hebt gelijk. Het verdwijnen van ieders jeugd is een groot onrecht. Hoe normaal het ook is. En hoe normaler het is, hoe onrechtvaardiger het wordt.’ Ik heb altijd de neiging te gaan ronken als ik niet meer weet wat ik moet zeggen.

Maar ik weet dat op datzelfde moment haar kleinkinderen, mijn kinderen, in Polen dansen door de dauw voordat ze naar school gaan. Ik moet haar dit vertellen, misschien dat dat beter is dan het poneren van tegeltjeswijsheden.

Vlieguren

In Warschau ontmoet ik een actrice. Ze is jong, mooi en getalenteerd. Ze is op TV geweest en heeft in de film gespeeld. Ook heeft ze een betrekking bij een gezelschap van het stadstheater van Wroclaw. Het eerste jaar mocht ze spelen, maar daarna kwam ze op de reservebank terecht.

De directeur is een stalinist, een procesdenker, die niet maalt om het welzijn van een actricetje meer of minder. Hem is gevraagd 10 theatermaagden aan te nemen en dat is wat hij heeft gedaan. Basta. Als die vermalen worden in de kaken van de kunstzinnige bureaucratie, zich verhangen, volvreten of gaan paaldansen, zal hem dat aan zijn rug roesten. The show must go on.

Er zijn acteurs die denken ‘het zal mijn tijd wel duren’, ze zijn geoefend in Zen. Accepteren elke rimpeling van het Lot met gelatenheid. Maar zij behoort tot een andere categorie. De tijd is haar vijand. Ze voelt het als haar plicht met haar talent te woekeren. Daarom maakt ze met collega’s van goede wil elke maand een korte film van 7 minuten. Camera, licht, geluid, regie, montage, iedereen doet gratis mee. Het resultaat plaatsen ze op het net. Omdat ze vlieguren willen maken. Zich niet willen laten kisten voordat ze gestorven zijn.

zaterdag 13 oktober 2012

Trein

In de eerste-klas-coupé zijn 6 pompeuze paarse would-be vliegtuigstoelen met een virusmotief als bekleding. Het zou kunnen dat agressieve kankercellen er zo uitzien als deze bekleding. Rood-oranje staafjes op een blauw-paarse achtergrond. Een ideetje van de vrouw van de president-directeur van de Poolse Spoorwegen die een cursus binnenhuisarchitectuur heeft gevolgd.
Aan het bagagerek een leeslampje dat te vies is om aan te raken, dat wel werkt, maar niet doet wat het doen moet. De lichtbundel lost op in het niets boven de lezer.
In het plafond TL-verlichting achter melkglas, regelbaar in 2 standen, 1 buis aan of 2 buizen aan, dat kringen onder ogen donker maakt en de huid bleek. Verder verwarming, een intercom en de noodrem met een dreigende tekst dat wanneer je eraan trekt als het niet nodig is, dat je dan wordt gestraft.

Het is een trein uit de jaren 50. Dit treinstel is zo vaak opgekalefaterd dat het in niets meer lijkt op de glimmende wagon van het eerste uur. De ijzeren wielen, de remmen, het onderstel, de buitenkant, alles is ooit vervangen, gezandstraald of overgespoten. Welke ijzeren kern heeft de tand des tijds doorstaan? Wie weet dat? Plaatstaal op staalplaat op plaatstaal op staalplaat bedekken roestgaten, waarachter het ijzer verpulvert. Als een zwerver die 10 kierende jassen over elkaar aan heeft. Het heeft niks meer van zichzelf.

De trein is een bejaarde die niet met pensioen mag. En het maakt hem ook niks meer uit. Of hij nog 50 jaar moet rijden of dat hij door een foute wissel van een viaduct stort.

woensdag 3 oktober 2012

Tsjechië

Ik woon op een steenworp van Tsjechië. De steen zou tegen een berg doodvallen, want er zitten wat verhevenheden tussen mij en Tsjechië, maar desalniettemin is de uitdrukking op zijn plaats.
We moeten naar Tsjechië want het hondenvoer is op. Dat kopen we altijd daar, want goedkoper. We rijden door de niksachtige, dove dorpen. Eerst in het chaotische Polen en daarna het aangeharkte Tsjechië. Het diepvries-communisme in Tsjechië heeft plaatsgemaakt voor een degelijk kapitalisme. Tsjechen houden niet van knoeien, dat zie je. Als je iets doet, doe het dan goed, moet de overtuiging zijn, dat straalt overal vanaf. Polen is veel meer een compromis-cultuur. Uit elkaar vallende hekjes, gaten in de weg, bermen die half zijn gemaaid. Polen zijn niet voorbereid. Het Noodlot heeft zoveel slagen voor Polen in petto dat het volk is gestopt met zich in te dekken. Het masochisme is hier koning.
Onze schuld, onze schuld, onze grote schuld. Polen is een wond. Tsjechië heeft pleisters.
Ik rij Tsjechië binnen met mijn zoons van 5 en 10. Wat moet een Nederlander in het midden van Europa met 2 poolssprekende kinderen in zijn auto? Deze keer worden we niet tegengehouden door de grenspolitie die soms nog controleert.
De dorpen zijn uitgestorven, alsof de huizen met hun ruggen naar de weg staan. Het zijn dorpen zonder eigenwaarde die klaar zijn voor annexatie. In het genetisch materiaal zit een bereidheid tot verkracht worden, de zinloosheid van verzet, het risico van het nekschot. Een ten hemel schreiende laconiciteit, een volstrekt gebrek aan ambitie.

Ik moet nog even Tsjechisch geld trekken en zie dat op de markt van het provinciestadje kermis is. Ik haal de jongens uit de auto, kermis kennen ze niet. Op elke kermis wordt altijd Una Paloma Blanca van George Baker en I've got the Power van Snap gespeeld, hier ook.
Ook hier dampende meiden en hitsige jongens. maar minder uitgesproken dampend en hitsig dan in de Lage Landen waar de brutaliteit geen grenzen kent. De attracties zijn iets aftandser dan in Nederland, maar minder aftands dan je in Midden Europa zou verwachten. Het zijn mini-uitvoeringen van draaimolens, cakewalks, schiettenten.
De jongen die de botsauto's regelt heeft een gouden gepommadeerde hanekam. Het is geen zelfhatende punker, maar een verzorgde jongen die zich zelfverzekerd over de botsautovloer beweegt. Zijn moeder? tante?, een kapotgerookte vrouw zit in het kassahuisje.
Het is niet druk op de kermis, maar er zijn genoeg mensen voor een sfeertje. Mannen komen met hun vrouwen de kermis op. Kapotte mannen met zwarte t-shirts die als een luifel zweven onder hun bierbuik. Ze komen de kermis op alsof het elke dag kermis is, zonder vertoon van opwinding. Professionele kermisvierders die nergens van onder de indruk zijn. De vrouwen zijn opgetogen. Ook zij zijn kapotgerookt en gezopen, maar ze lijken zichzelf nog in de hand te hebben. Zijn nog niet gecapituleerd voor een leven dat nooit zal veranderen.

Mijn zoontje van 5 wil niet met mij in de botsauto's. Die van 10 wil alleen. We kijken hoe hij het doet. Hij redt zich prima, krijgt boosaardige trekken in zijn gezicht en heeft er plezier in om anderen met volle vaart een dreun te geven. Ik maak me daar geen zorgen over. Integendeel, ik zie het graag. Het kroost moet weerbaar zijn. Ik wil mezelf zo snel mogelijk overbodig maken.
Het kost me geen moeite me voor te stellen hoe hij over een paar jaar auto zal rijden en ik me dan kan laten chaufferen. Heerlijk lijkt me dat. Als het is afgelopen vraag ik of hij nog een keer wil. Natuurlijk wil hij dat. De kleine blijft aan de kant zitten op de houten vlonders. Hij heeft ogen als zeesterren, is gefascineerd door ons, vergeet zichzelf.
Ik ga op de bijrijdersstoel zitten en laat me door de oudste rijden. Hij laat me alle hoeken van de botsautovloer zien. Ik wil het gezicht van mijn zoon zien en bespied hem van opzij, hij wordt niet graag geobserveerd.
Ik zie dat hij de verantwoordelijkheid aankan. Zeker en geconcentreerd.

Mot

AL Snijders was op de radio met een zkv, getiteld 'Bad'. Hij las het prachtig voor, maar de woorden waren ook prachtig, vooral de laatste. Hoe een moeder smacht naar het kijken door de ogen van de dochter. Snijders zit in zijn boerderij op 1100 kilometer afstand aan de telefoon voor te lezen. (Ik woon in het midden van Europa.) Die telefoon wordt via de radio vanuit Hilversum uitgestraald en bereikt mij via het internet. Als een bliksemschicht treffen de laatste woorden over het meisje mij als ik ontbijt maak voor een jong stel dat in onze Bed & Breakfast te gast is. En ik moet denken hoe komt dat toch, dat soms schrijven schrijven wordt? Dat de woorden plotseling opstijgen van papier, uit de radio, uit welke drager dan ook, als een kruisraket met een verwoestende kernkop uit een onderzeeër die zich losmaakt uit het water? Dat soms komt vast te staan dat al die andere woorden, tekst, zinnen voorbereidend geploeter waren om hier te komen. Bij het moment dat de tekst zijn droogte en zwaarte verliest en opstijgt naar het licht.

Het is geen sinecure hoor, schrijven. Wat u nu leest behoort tot de klasse van het geploeter. Maar je doet wat je doet, omdat je hoopt dat datgene wat je doet wordt wat het moet zijn.

Zo is het ook met leven, zingen, kijken en andere bezigheden. Je kunt het doen, maar dat betekent nog niet dat je ook waarmaakt wat je doet. Je blijft een eeuwige amateur totdat het tegendeel bewezen is. En wat je al helemaal niet moet doen is schrijven over schrijven, zoals ik nu aan het doen ben. Zoals een mot die probeert te verklaren waarom hij wordt aangetrokken tot de vlam. De mot moet verschroeien en niet leuteren daarover. Als de magie eenvoudig te vatten zou zijn, wat voor magie zou het dan zijn? Boerenmagie? Huis-tuin-en-keukenmagie? Ambtenarenmagie?

Magie is als wild in het bos. Het verschijnt als je het niet verwacht. En als je met je ogen knippert is het weg.

donderdag 20 september 2012

Damesblad

Ik heb een geitenstal. Het is een satelietgebouw, zo'n 50 meter van mijn huis.
In de geitenstal wonen geen geiten. Het is een opslagplaats voor van alles.
Geiten heb ik wel gehad, maar die waren gehuisvest in de garage die niet voor auto's werd gebruikt. 6 stuks, elke ochtend om 6 uur melken. 
Geiten zijn niet goed voor je ego, zoals een hond dat wel is. Ze geven niks, behalve melk en ze blijven alleen staan als je ze een hoek in drijft. Daar zit ook geen ontwikkeling in. Je zou zeggen na 100 dagen melken weet zo'n beest een keer dat verzet geen zin heeft, maar nee. Het ritueel herhaalt zich alsof het de eerste dag is. Ze willen niks met je te maken hebben. 
Ze vraten de bloemen van mijn vrouw op. En ze poepten op het speelplaatsje van de kinderen. En als je ze wilde aaien liepen ze weg. Maar ik hield vol want de kaas die ik maakte werd goed verkocht. Pas toen mijn vrouw op een dag begon over 'jouw geiten', toen ze weer een perkje hadden kaalgevreten, toen had ik het gehad.

In de geitenstal dus zonder geiten zit een knaagdier, geen muis of rat. Iets groters. Een bunzing of een steenmarter. Het heeft een nestje gemaakt in een verhuisdoos met boeken. Het nestgoed bestaat uit papiersnippers. Het beest zal toch niet van de verscheurde werken van William Shakespeare een broedplaats hebben gemaakt? Ik pak een handje snippers, waarbij ook fotonegatieven, kussenvulsel, kindertekeningen, stukjes stof, piepschuim en uitwerpselen zitten. Ik lees de woorden 'dieet', 'glamour' en de zin 'wat past het best bij Stilton? Port.' Er valt een last van mijn schouders. Het beest heeft een damesblad vermalen. Een prima idee!

Alles van waarde

De dagen worden kouder en korter, er moeten wat planten de grond in.
Mijn zoon van 5 helpt. Ik voel hoe hij eerst nauwgezet observeert hoe ik de schop in de grond steek en het dan zelf wil doen. Hij staat op de schop en springt erop, maar de schop gaat niet de aarde in, want hij is te licht. Hij verliest zijn evenwicht en begint onverstoorbaar opnieuw.
Ik leg hem uit dat het mij wel lukt omdat ik simpelweg zwaarder ben. Geen verdienste. Toch probeert hij het weer. Hij heeft een onvoorwaardelijk geloof in wat ik doe. Mijn geloof in mijzelf is heel wat minder onvoorwaardelijk, maar dat laat ik niet merken. Ik wil zijn droom niet verstoren en voeg me naar het beeld dat hij van me heeft. Ik maak de eerste kuil en zeg hem dat hij met de schop nu de kantjes kan afsteken. Dat zal makkelijker gaan. Hij probeert en het lukt. Hij gooit de aarde ver weg van het gat om zijn voldoening kracht bij te zetten.
Het is de onvoorwaardelijke onvoorwaardelijkheid waarmee het kind de ouder vertrouwt. Alles wat van de ouder komt is goed. Zelfs de dood. Deze onverdraaglijke waarheid. De kracht van de weerloosheid zit hem in de ogen waarin de ouder zich weerspiegeld ziet. Een radeloze blik. Wat doe je nou? Ik hou toch van je? Onverdraaglijk dit vertouwen dat op niets gebaseerd is te beschamen. En daarom pompen we onszelf vol met lucht tot omnipotente ouders die zogenaamd van alles verstand hebben.

Zullen we passen, zegt de zoon. Ik knik. Hij pakt de hortensia met de kluit en laat hem in de aarde zakken. Hij past.

donderdag 13 september 2012

Regen

Het regent. Nee, het regent niet. Het hoost. Na 2 maanden droogte. De stoffige grond is ondoordringbaar. Het loopt, nee, het rent in stromen, in voren omlaag. Pas na een tijdje zal de aarde doorlaatbaar worden en het water opnemen.

Een zeeman doet na 2 jaar varen zijn voordeur open. Alles in huis is versteend. Tot stilstand gekomen. Zijn vrouw heeft op hem gewacht. Ze was vergeten hoe hij rook. Hij is ouder geworden. Als ingedroogd fruit. Ze wil dat hij vertelt. Maar hij heeft niks te zeggen. Twee jaar weg, hoe vertel je dat? Waar moet hij beginnen? Ze kijken elkaar aan. Ze herkennen elkaar. Ze hebben elkaar geschreven. Maar dit is anders. Hij heeft geschreven naar een ander dan degene die tegenover hem zit. En toch moet ze de ontvanger van zijn berichten zijn, daar is geen twijfel over mogelijk.
Als hij haar aankijkt ziet hij de middagen die zij voor het raam stond, uitkijkend over zee. Ze is nog niet aan zijn gezelschap gewend. De stilte van de kamer, de stilte van het hele huis zijn nog in haar. Zij is een zwijgen geworden. Alsof ze electrisch geladen is. Zelf zegt ze niks. Ze wil hem zien praten. Haar lichaam wankelt. Elke keer als hij terugkomt is het alsof hij is opgestaan uit de dood. Alsof hij opnieuw geboren wordt. Alles begint opnieuw. Maar het is een geboorte waar zij een herinnering aan heeft. Ze zoekt steun bij de muur. Die is koud. Dat vindt zij bemoedigend. Zij besluit hem met rust te laten. Hij is op de plek gaan staan, haar plek, waar zij naar hem zocht ver achter de horizon. Hij zoekt zichzelf. Zoals zij hem zocht. Er liggen 2 tankers voor anker. Het raam is vies. Hij wil wat eten.

Het regent. Het gutst uit de dakgoten. Er slaat een waterval langs de muren.
Het gras dat een afschuwelijke dorst gehad moet hebben zet van blijdschap een gifgroene kleur op.

donderdag 6 september 2012

Censuur

[Krzysztof Kieślowski (filmregisseur 1941-1996) is door de censor in het gebouw van de Staatstelevisie uitgenodigd om te praten over zijn nieuwe film De Rust (Spokój (1976)).
De uitnodiging is op zichzelf al een garantie dat er in de film gesneden gaat worden. De vraag is alleen wat de censor eruit wil halen. Het blijkt te gaan om de scène waarin de protagonist die net is vrijgelaten uit de gevangenis op zijn werk, een bouwplaats aankomt bij andere arbeiders die ook in de gevangenis hebben gezeten.]

Censor
Helaas moet u die scène schrappen want er bestaat een Internationaal Verdrag dat zegt dat het verboden is gevangenen in het publieke domein te werk te stellen.

Kieślowski
U kunt het schrappen of niet, maar kijkt u nu eens uit het raam. Kijkt u eens naar de trambaan. Wat ziet u daar?

Censor
Ik zie het.

Kieślowski
Werken daar mensen? Wat zijn dat voor mensen?

Censor
Gevangenen.

Kieślowski
Inderdaad, gevangenen. Dus het is niet waar dat het niet is toegestaan dat gevangenen op straat werken. Ze werken in het openbaar, dat ziet u zelf.

Censor
Natuurlijk zie ik dat met mijn eigen ogen en dat is precies de reden dat ik wil dat u die scène schrapt. Omdat het gevangenen in Polen niet is toegestaan in het publieke domein te werken. Want dat verbiedt het Internationale Verdrag.

Kieślowski
Maar ze werken dat kunt u buiten zien.

Censor
Natuurlijk zie ik dat en daarom moet u ze eruitknippen.

woensdag 5 september 2012

Indien dat mogelijk was

In de Schoollaan in Bennebroek woont een man die in Jezus gelooft. Op zijn voordeur staat 'Jezus redt'. Hij doet in antiquarisch ijzer: hekjes, tafeltjes, gereedschap, een riksja, een tractor. Alles staat uitgedragen op straat.
Ook al gelooft hij in Jezus, aardig is hij er niet van geworden. Het is een hoekig type, hij is op zijn hoede.
Hoeveel moet die tractor kosten, vraag ik. Wat heb je er voor over, vraagt hij. En daar stopt het, want ik zie mezelf nog niet op de tractor terugrijden naar Polen.
Ik doe een stap zijn winkel in die geen winkel maar een werkplaats is. Op de deur hangen oude emaille bordjes.
Op een bordje staat

Verhoogt
de
Eieropbrengst

Dirk Das

Utrecht

HOENDERMEEL

Ik vraag wat moet dat bordje kosten. Hij zegt wat heb je er voor over. Ik zeg 15 euro. Hij zegt vroeger hing er nog een ander bordje onder. Daar stond op

Met hoendermeel van Dirk Das zou
indien dat mogelijk was
de haan
nog eieren leggen gaan.

Hij zegt dat hij over mijn bod moet nadenken. Terug in de auto schrijf ik de tekst van het bordje dat er niet meer hangt snel op een papiertje.
Ik zie dat indien dat mogelijk was overbodig is.

dinsdag 4 september 2012

Hoertjes

Ooit schreef ik een stukje, eigenlijk een dialoog, omdat ik het leuk vond om het in Polen te pas en te onpas gebruikte woord 'kurwa' te illustreren. Kurwa betekent hoer en de uitspraak is koerva. Een beetje man, een Poolse macho, zo een die loopt alsof hij een scrotum van 6 kilo tussen zijn benen heeft hangen met zwaaiende armen, een kaal hoofd en een dikke buik, zo een, doorspekt zijn zinnen met het woord koerva. Maar Pools machoisme manifesteert zich ook in andere mannetjes die er minder stereotype uitzien. Qua gebruik is het equivalent aan het Nederlandse woord 'kut', een uiting van ongenoegen. Alleen dan in het kwadraat. Gebruikt een Nederlander 2 keer 'kut' in een zin, dan gaat een Pool daar ruim overheen en is in staat 4 keer koerva te gebruiken. Ook hoeft het geen ongenoegen uit te drukken, maar het kan ook een positieve spanning uitdrukken die bij een persoonlijke overwinning hoort. Als iemand de loterij heeft gewonnen zal hij ook niet zuinig zijn met het rondstrooien van het woord koerva. En nog in andere gevallen. Het woord koerva vindt overal en altijd wel een toepassing voor de stoere gebruiker.

Van mijn blog worden statistieken bijgehouden van bezoekers. Mijn stukje over koerva is de barnburner van al mijn stukjes. Ik kan ook zien wat mensen zoeken voordat ze op mijn dialoog landen: 'poolse hoer', 'kurva', 'kurwa', 'betekenis kurwa'. (Mensen uit Heemstede die hun huis laten verbouwen en links en rechts de hele tijd maar koerva horen, en mensen met andere motieven.) Het stukje heeft 1891 pageviews, terwijl het eerstvolgende in de ranglijst er 135 heeft.

Ik heb gemengde gevoelens over het succes van het stukje. Want elke dag kom ik weer het woord 'kurwa' tegen. Het perst zich door de pixels van mijn beeldscherm heen. Tussen alle literaire pretentie zit er altijd wel een hoertje. Het is net het echte leven.

(Ook dit stukje zal weer hoger scoren dan het waard is, omdat er veel hoertjes in voorkomen.)

zondag 2 september 2012

Hoop

Ik rij op de snelweg tussen Polen en Nederland. Achter mij is plotseling een open Mercedes met twee grijze hoofden erin. Als een steekvlieg zit de wagen even later naast me. In de bijrijdersstoel zit een vrouw van 75 met wild wapperend haar en een gezichtsuitdrukking alsof ze tegen een bord koudgeworden bejaardentehuissoep zit aan te hikken. Alsof ze al een eeuwigheid in de bijrijdersstoel van een Mercedes convertible zit, verveeld en leeg.
De steekvlieg schiet nu voor mij, en drukt zwarte dieseldamp uit de uitlaat.  
Dan zie ik in de roetmist de rechterarm van de vrouw omhoog gaan. Gestrekt tegen 140 kilometer per uur.
Als een demente bejaarde die na 3 jaar zwijgen plotseling 'Jezus Christus was de flikker van Johannes de Doper' uitroept terwijl iedereen in stilte zijn gele vla naar binnenlepelt.
Er is nog hoop. De arm van de vrouw probeert te genieten.

vrijdag 31 augustus 2012

Afweging

Het is een zonnige dag. Ik ga met mijn zonen een wandeling maken. Er is een klein jongetje van de leeftijd van mijn jongste te gast. Hij wil mee. Vraag maar aan je ouders of het mag. Het mag. Een minuut voor vertrek staan zijn ouders ook voor mijn neus met rugzakken en bergschoenen aan. Ik vermoed wat de bedoeling is, maar denk nog steeds dat ze samen een andere kant op zullen gaan. Ik vraag wat de bedoeling is. Ik krijg een ontwijkend antwoord, zoiets van we moeten dezelfde kant uit. Ik ken dit Poolse gedraai en vraag op zijn Nederlands, dus jullie gaan gewoon mee. Nu komt pas het hoge woord eruit dat het jongetje toch liever met zijn ouders wilde.
Ik ben dus verneukt, want ik wilde met mijn eigen jongens gaan wandelen, eventueel aangevuld met een 'vriendje'. Maar om 5 uur lang conversaties te moeten voeren met ongewild gezelschap, dat was niet de voorstelling die ik gemaakt had van een ontspannen bergwandeling. Hoe red ik mij hieruit? Wat zou u doen?

1. U besluit uzelf over uw afkeer heen te zetten en het gevoel dat u wordt gemanipuleerd. U zet de tering naar de nering. U probeert de goede eigenschappen van uw gesprekspartners te ontdekken en samen te werken. De ouders zijn uw gasten en u wilt een goede review op booking.com.

2. U verzint een list, maakt niet uit welke, om uzelf uit deze situatie te draaien. U houdt vast aan uw koers. U wilde wandelen met uw zoons, niet met overbezorgde ouders die er overbezorgde gewoontes op na houden en die overbezorgd gedrag hebben waar u 5 uur lang naar moet kijken en die voortdurend overbezorgde dingen zeggen waar u zich toe moet verhouden. De ouders zullen nooit weten of uw afhaken en rechtsomkeert maken na 1 kilometer omdat u zei dat u een noodtelefoontje had ontvangen van uw vrouw, op waarheid of leugen berustte.

3. U hakt met de botte bijl. Even bot als de ouders voor uw neus staan, zegt u dat dit niet de afspraak was. U gaat met uw eigen zoons eventueel aangevuld met hun zoon, of u blijft thuis. Aan hen de keuze. De ouders zullen zich beledigd voelen, hoewel zijzelf de beledigers waren door u in een situatie te plaatsen waar u geen keuze werd gelaten.
U krijgt een slecht punt op booking.com waardoor het gemiddelde omlaag wordt gedrukt.

vrijdag 24 augustus 2012

In het gras zitten

Facebook is als de hemel (deze vergelijking heeft Karst Woudstra bedacht). Je komt plotseling mensen tegen die je jarenlang niet hebt gesproken. Het is een mooi informeel instrument om banden met mensen aan te halen die je de moeite waard vindt. Ooit raakte ik bevriend met een Georgiër in Moskou. Ik was daar met mijn regieklasje op stage (een uitwisseling) aan de Moskouse Toneelschool (ГИТИС) tijdens de Russische Dooi in het voorjaar van 1992. (Jeltsin op een tank voor het Parlementsgebouw, chaos, het verlangen naar een strakke hand.)
Ze woonden in een Komunalna, een gedeelde verdieping (gedeelde wc, douche, voordeur) met een aantal andere gezinnen in de Fadeevastraat. Aanvankelijk bleek de buurman bereid mij zijn kamer af te staan. Hij zag blijkbaar het belang in van het Westerse bezoek. Twee dagen later zag hij dat belang niet meer in en kwam ik te liggen in wat ik dacht dat een woonkamer(tje) was. Later bleek dat we met zijn drieën waren. En dan was daar nog de Georgische moeder van mijn vriend, een oude vrouw met toverkracht. Ze deed aan koffiediklezen. Ik kreeg van haar een zwarte kraal tegen het boze oog. Waar zij sliep is mij een raadsel.

Op een van de laatste avonden kwam de onvermijdelijke zuippartij. Bij mijn vriend kwam er een boel pijn naar boven (Georgiërs zijn allochtoon in Rusland) en hij begon met stoelen te gooien en koffers van de kasten te trekken. Als ik nuchter was geweest zou dit tamelijk onaangenaam zijn overgekomen, maar ik had hele andere dingen aan mijn hoofd. Ik kan slecht tegen drank en ben na 3 borrelglaasjes wodka al starnakel, om maar te zwijgen over als het met limonadeglazen tegelijk voor je wordt neergezet. Je wil de vrolijke stemming niet bederven, dus vecht je met je maag, die zoekt naar een gelegen moment om het vergif eruit te gooien.

De 3e persoon was een neef van mijn vriend en arts. Zonder patiënten waarschijnlijk, want ik heb hem niet zien werken. Op een andere avond kwam zijn vriendin, niet zijn vrouw, die zat in Georgië. Ze bleef bij hem slapen in zijn eenpersoonsbed. Toen ze dachten dat ik in slaap was gevallen begonnen ze de liefde te bedrijven op een halve meter van mijn hoofd. Ik besloot te doen alsof ik sliep, wie ben ik om iemand zijn genoegen te misgunnen. Het ging er heftig aan toe, een pornofilmregisseur had er nog een puntje aan kunnen zuigen. Af en toe draaide ik me om alsof ik een nachtmerrie had en kreunde en smakte wat. De twee versteenden, ik hoorde wat gefluister, maar even later hervonden ze hun ritme en naaiden dat de stukken eraf vlogen. Toen ze klaar waren vielen ze in slaap en ik ook.

Een half jaar later kwamen de Russen naar Amsterdam. Mijn vriend sliep bij mij op de 2e Oosterparkstraat. Het minste wat ik kon doen voor mijn vriend was hem op een avond uitnodigen in mijn ouderlijk huis in Heemstede. Ik heb daar voor het eerst op het gras gezeten. Hij deed dat en uit beleefdheid volgde ik zijn voorbeeld. Het is niet prettig om met je blote benen in het gras te zitten. Het prikt en er lopen beestjes je broekspijpen in.

En zo druppelen de herinneringen binnen als je in gesprek raakt met iemand die je in de hemel tegenkomt.

woensdag 22 augustus 2012

Ongeluksverslaving

Zoals altijd in de zomer zijn er zomeravondfeestjes. Het geld rolt, het weer is goed, niemand is verkouden. Verschillende locaties, dezelfde mensen.
Het gaat zo. Ik raak aan de praat met een Pool die ik wel ken uit het feestjescircuit, maar niet meer dan dat. Hij is in een goeie stemming, de drank vloeit, het is tijd voor confidenties.
De standaardvraag is 'Hoe vind je het hier?' Mijn standaardantwoord is 'Elk nadeel heeft zijn voordeel' of 'Elk voordeel heeft zijn nadeel', afhankelijk van hoe de avondwind langs mijn broekspijpen strijkt.
En dan begint Het Grote Verontschuldigen. Altijd. Wie je ook spreekt. Dat het niet aan Polen ligt, maar aan de Geschiedenis. Dat het niet aan de Mensen ligt, maar aan de Staat. Dat het niet aan de Producten ligt, maar aan de Kok. Dat het niet aan de Opvoeding ligt, maar aan de Scholen. De gesprekspartner verandert steevast in een ambassadeur voor zijn land. De gesprekspartner wordt zijn land. Het eindigt altijd in een doorzopen, ongemakkelijke, statusquo-erig gejengel in de trant van 'we moeten niet klagen, maar we doen het toch'.

En altijd, altijd gaat het alleen maar over Polen. En nooit, nooit zal men vragen naar de geheimen van de vrijheid -een beproefde receptuur- die in de Lage Landen in ruime mate door de Westenwind worden gefluisterd.

maandag 13 augustus 2012

Mij is niets

Ik sta op.
Koffiekop.
Ordelijke geluiden zijn te horen.
Mijn voetstappen, de nevel van een broek die ik aanschiet,
Een metalen lepel op een metalen aanrecht, gaspit.

De anderen slapen nog.
Ik zit, de stilte keert weer.
Ik luister.
De rust van het graf alsof alles voorbij is.

Mij is niets.
De zon is op. De bomen groen. De lucht blauw.

Mij is niets.
Ik moet mij haasten, voordat er van mij niets over is.

dinsdag 7 augustus 2012

Wind en water

Er logeert een acteur in mijn Bed en Ontbijt. Een acteur is iemand die handelt. We zijn bevriend, we hebben samen wel eens wat gedaan. Iets met iemand gedaan hebben betekent in artiestenjargon dat je met iemand iets artistieks gedaan hebt.
Hij kijkt uit over het dal en zijn blik blijft haken aan een grote berg hout, ons stookgoed voor de winter. 'Volgens mij ligt die hoop daar niet goed, niet volgens de regelen van Feng Shui'. Feng Shui betekent Wind en Water.
Ik vind dat hij gelijk heeft en ik vraag wat hij zou doen om het hout in harmonie te brengen met de wind en het water. 'Uit het uitzicht, de blik moet vrij kunnen dwarrelen', zegt hij. 
Feng Shui of niet, acteurs zijn sensitief. Dat is iets anders dan gevoelig. (Hij heeft natuurlijk door dat de hoop hout de katafalk is van mijn onvermogen, de ostentatieve getuigenis van mijn twee linkerhanden. Een hoop radeloosheid die de blik vertroebelt, maar die door iedereen gezien moet worden.)
Hij zegt dat hij op zoek is naar een bezigheid, iets fysieks, dat hij mij graag wil helpen de stapel te verplaatsen naar achter het huis of zo. Ik bedank hem voor het aanbod.
Maar wind en water of niet, ik word al moe bij de gedachte aan het verplaatsen van het hout. Als het goed is is volgend voorjaar de stapel vanzelf weggesmolten samen met de sneeuw. Je moet sommige fouten niet willen oplossen. De wind-en-water-fout wordt opgelost door het vuur.
Nu nog een opdracht voor de acteur. Een stukje maaien misschien?

woensdag 1 augustus 2012

Oranje bomen

Mijn vrouw is leergierig.
Toen ze begin jaren 90 in Holland aankwam in een bus vol gelukszoekers kon ik haar niet meer bieden dan een bovenkamer in de 2e Oosterparkstraat. Het was september, kortere dagen, iedereen aan het werk. Al snel vond ze een betrekking als schoonmaakster. De heimwee naar Polen was groot, maar het verlangen naar een breder perspectief vele malen groter.
Ze ging naar een taalklas en leerde zich allengs in het Nederlands uit te drukken. Ruzies voerden we in het Engels, dit werd de taal van de haat. Nederlands bleef onbesmet.
Amsterdam was een doolhof. Thuis wist ze de weg van school naar de winkel en van de winkel naar haar vriendinnen waar ze vaak nog door haar vader heen werd gechauffeerd. Ze is enigstkind, het enige kind. Voor haar waren alle straatnamen in Amsterdam Chinees. Zie daar maar eens je weg te vinden.
In Polen is een fiets geen gangbaar vervoermiddel. En als ze fietsen in Polen, dan is het een ander soort fietsen. Het is meer een soort malen van een zware tredmolen, slavenarbeid. Ze weten er geen raad mee. Geen lichtvoetig gefiets, niet het gescheer over de grachten als zwaluwen, zoals men dat in Amsterdam gewoon is. Aan de manier waarop een fietser met zijn stuur zwaait herken je de toerist in Amsterdam.
Ook zij zwaaide in het begin met haar stuur. Als dat maar goed gaat. Maar na een paar weken was ze geen toerist meer.
De tijd begon sneller te bewegen, de herfst en de winter waren ongetwijfeld nat en waaierig en er zal wel geen ijs hebben gelegen, of een beetje een poosje, maar niet voldoende om op te kunnen staan. Het verlangen van Hollanders naar winters die nooit komen.
Op Koninginnedag sprak ze al behoorlijk goed. We gingen naar een parkje waar wat feestelijkheden waren georganiseerd. Ze zong uit volle borst mee.
Oranje bomen, oranje bomen, leve de koningin.

zaterdag 21 juli 2012

Werelden

Eén van onze gasten is een gepensioneerde leraar. Hij vertelt.

"Je kunt je niet voorstellen hoe graag ik een auto wilde hebben. Het was in de jaren 70. Ik verdiende mijn eerste geld en bestelde een trabant. Je kwam op een wachtlijst. Na 2 jaar mochten we hem ophalen. Ik nam iemand mee met verstand van auto's, ik wilde geen kat in de zak kopen. Dat de deuren goed sloten en niet uit hun sponningen zouden vallen, of hoe zeg je dat. Bij de fabriek stonden mosterdgele exemplaren. Spuuglelijk. Er was geen keus behalve mosterdgeel. Voor jou 10 anderen. Dus nam je wat er was. Je reed trots als een idioot naar huis."

[Mijn vader kocht in 1973 een wijnrode Caprice Classic. Een kapitalistische daad. Zelfs in het rechtse Heemstede was het ongehoord om te laten zien wat je je kon veroorloven. Er was politiek correcte afkeer van Amerika en politiek correct begrip voor de DDR en de Sovjet-Unie door sigarenrokende salonsocialisten zoals André van der Louw en Marcel van Dam die geen notie hadden van wat het was om in onvrijheid te leven. Opportunistische utopisten die elke week in de Herenclub zwolgen in hun eigen gelijk. Mijn vader had daar geen begrip voor.]

"Het was in dezelfde tijd dat we telefoon kregen. Wat hebben we moeten leuren bij de gemeente om ze zover te krijgen. Alles moesten we zelf betalen. Telefoonpalen, kabels, de graafwerkzaamheden. We waren met zijn drieën. De dokter, de bloemenman en wij."

[Als ik mij verveelde ging ik de hele middag 002 luisteren. Bij de volgende toon is het 14 uur 50 minuten en 10 seconden (piep). Op dinsdag viel AVRO's Televizier in de bus die ik na school 3 uur lang ging lezen.]

Oost-Europeanen die geteisterd werden door het communisme laten geen kans voorbij gaan om gevraagd en ongevraagd tegen Westerlingen leeg te lopen over hun absurde en pijnlijke verleden. Maar ze hebben een blinde vlek voor het verleden van hun gesprekspartners. Ze vragen er niet naar en als je begint zie je hun gedachten afdwalen. Geluk is saai. Leed is verslavend. Hoe kom je daarvan af?

Oriëntatie

Ik heb een huis gebouwd op een plek die daarvoor woest, ledig en duister was.
De kamers boven hebben de namen van de vier windstreken. De zon gaat op in Oost, achter een bergkam met bomen, draait boven een kam met bomen via Zuid naar West en gaat achter een kam met bomen onder.
Het is allang licht als de zon verschijnt en nog lang licht als de zon achter de berg is verdwenen. Een volgspot die met strijklicht het uitzicht bepaalt naar het Noorden. Breslau. De Baltische zee. Finland. Spitsbergen.
Een vallei in het midden van Europa. Te oostelijk om bij het Westen te horen en te westelijk voor het Oosten. Niemandsland dat van Polen is, dat van Duitsland was, dat van Tsjechoslowakije was, dat van de Ottomanen was, dat van de Tataren was.
De desinteresse is voelbaar. Het oog van de orkaan, waar niets gebeurt. Iemand moet het hebben.
De navel van Pangea, toen Newfoundland nog verbonden was met Scheveningen.
Hier had een Tyrannosaurus Rex zijn nest, een uitkijkpost voor prooien.
De aarde smaakt naar bloed. In het bos liggen botten.
Boven ons vliegen toestellen van Praag naar Helsinki.
Gisteren was ik 8 en woonde ik in moerasland bij de Noordzee. Vandaag ben ik in het midden van mijn leven heb vrouw en kinderen. Morgen ben ik verbaasd waar iedereen gebleven is.
Ik probeer sporen achter te laten. Voldoende gewicht te hebben om mijn voet in het zand te drukken.

dinsdag 17 juli 2012

Koffiedik

De burgemeester, de nachtburgemeester en de burgemeester in oorlogstijd maken een ronde over het feestterrein. Geen reden tot bezorgdheid, de podia zien er solide uit. We hebben er alles aangedaan om er een waar volksfeest van te maken. De boog kan niet altijd gespannen zijn. Er zijn renpaarden en er zijn werkpaarden. Als u zegt dat u er weinig vertrouwen in heeft dan zijn dat uw woorden. De weergoden werken nog niet mee, het komt met bakken uit de hemel. Maar dat mag de pret niet drukken. Een waar feestvierder laat zich niet door wat gemiezer uit het veld slaan. Je hebt onderkoeling en je hebt uitdroging. En bovendien bestaan er geen weergoden. En geen goden. En geen god. What you see is what you get. Er komt ook nog een heel belangrijk persoon, maar dat is geheim. Daar kan ik echt niks over zeggen. Hier geldt een embargo. Ja het zou kunnen dat die meeloopt. Ja het zou kunnen dat die onaangekondigd verschijnt. Ja het kan dat die niet komt. Het is koffiedik kijken. En dan stel ik nu voor, waarde collega's, dat we ons preventief gaan volgooien, nu het nog kan.

woensdag 4 juli 2012

Politicus

In Heemstede zijn nog winkels waar de tijd stilstaat. Dat valt op omdat het dorp sinds de jaren 90 overspoeld is met trendy zaken voor dames. Kleding en hippe interieurdingetjes met een korte gebruiksduur. Elke derde dinsdag van de maand is het grofvuildag. Dan staan al deze hippe dingetjes 2 jaar later verschoten te wachten op Turk of Pool, die bij het krieken van de dag afgedaald zijn uit hun galerijflats in Schalkwijk.
Op de Zandvoortselaan is zo'n winkel. In electronische gebruiksartikelen.
Gloeilampen, broodroosters, waterkokers, straalkachels. De eigenaar ken ik al 35 jaar. Hij kent mij niet. Hij heeft een afstandelijke hoffelijkheid die niet samengaat met belangstelling voor het individu. 35 jaar geleden was hij al oud, terwijl hij toen mijn leeftijd gehad moet hebben. De prijzen liegen er niet om. Een beetje broodrooster moet 50 euro kosten. Joost mag weten wat de eigenaar beweegt om steeds maar weer het loopje van 'achter' naar de winkel te maken.

Ik vraag hem of hij nog broodroosters verkoopt met zijkleppen, van Princess meen ik mij te herinneren. Als door een wesp gestoken zegt de man dat die van Inventum waren, en dat die alleen nog in 2ehands winkels te krijgen zijn. Op marktplaats, vraag ik. Nee, in de Kleine Houtstraat, bijt hij mij toe.

Mijn zoon is bij de deur blijven staan en doet die open en dicht, omdat hij niet snapt waar dat belletje de hele tijd vandaan komt.

Ik bedank de man voor de tip.
Dit is geen verkoper maar een politicus. De winkel is een daad van verzet.

maandag 2 juli 2012

Rolverdeling

"De genotsgoeroe en de prestatienazi vechten elkaar de tent uit. Allebei denken ze aan de lezer. De eerste wil hem aan het lachen maken, maar vergeet naar de winkel te gaan om pen en papier te kopen. De tweede is zo gründlich en pünktlich dat hij de wilde alpenweide der inspiratie in zijn ijver verandert in een schrijnende monocultuur.
Het lijkt alsof de genotsgoeroe de luie flikker is, maar dat is gezichtsbedrog.
De prestatienazi is lui omdat het een machine is, hoewel hij zich graag voor zijn prestaties op zijn schouders laat slaan.
Het leven begint en eindigt bij de goeroe.
De nazi is de kip-zonder-kop, de werkbij, waar je niet naar moet luisteren, omdat hij alleen maar nabouwt wat hij bij de kapper hoort en op de tv ziet. De dingen die hij zegt zijn een copie van een copie van een copie. Hij is een hoer die door duizenden penissen is genomen en pretendeert zich te herinneren welke penis op dinsdag 24 maart, vlak na twaalven in haar binnendrong. Hij denkt met zijn vagina, dus dat wordt niks.
De goeroe heeft gevoel voor humor, maar is vergeetachtig. Hij staat open voor verrassingen, maar struikelt daardoor over stoeptegels. Hij is gericht op de kosmos, de grote lijnen, de verbanden die de betekenissen fluisteren.
De goeroe zit op een terrasje achter een pint naar de lekkere wijven te kijken, terwijl de nazi naar de bonnetjes staart of hij niet wordt opgelicht. De goeroe heeft het veld met wilde bloemen ontdekt. De nazi heeft de bosmaaier al gepakt en verjaagt al het wilds zwaaiend en zwetend. De goeroe haart zijn zeis en betast het veld met elke slag, maar je moet niet verbaasd staan als hij een kwartier later een dutje ligt te doen, want werken vindt hij saai.
De kunst is om de productiedwang (het domein van de nazi) niet te laten winnen van de goeroe, die het liefst de hele dag in zijn eentje zit te glimlachen om zijn geniale invallen. De nazi moet er op letten dat de goeroe aan het werk is, en zelf niet teveel doen. Buiten op een stoel gaan zitten wachten en af en toe door het raam naar binnenkijken of Mozart nog wat doet. Bezoek afwimpelen en verkoopplannetjes bedenken.
Jeder muß seinen Platz kennen, dann klappt's."

(opgetekend door Salieri omstreeks 3 uur in de morgen, wakker gemaakt en gedicteerd door de meester)

zaterdag 30 juni 2012

De koffer

Ik word afgehaald van het station. Bij het kruispunt van de Zandvoortselaan met de Heereweg, realiseer ik me dat mijn koffer nog in de trein staat. De trein is allang doorgereden en aan het afremmen voor Hillegom. Ik weet niet wat er in de koffer zit. Dat kan ik me niet herinneren. Sokken en boeken, zoiets. Maar misschien ook wel iets anders. Iets belangrijks. De koffer was niet nieuw, al weet ik niet meer waar ik hem gekocht heb. Ik zal hem wel cadeau hebben gekregen, ik was vorige week jarig. Naar Den Haag CS scheuren heeft geen zin. Het station bellen, naar wie? Het is avond, wie werkt er nog? Een halvegare perronwachter die op zijn horloge zit te kijken. Het is een blauwe koffer, een zwarte koffer, met wieltjes eronder, van die metalen ronde dingen, kogels, geen wieltjes. Hij is afgewerkt met van die metalen, plastikken doppen, noppen, spijkers, je weet wel van die koppen, schroefdoppen. Hij is veel lichter dan hij eruit ziet en helemaal voor wat erin zit. Wat er in zit? Boeken, boekjes, tijdschriften, nee geen boeken, 1 boek en een foldertje en voor de rest oude kleren, gedragen kleren die in de was moeten.
En er zat nog iets in. Ik kan er niet opkomen wat het was. Ik heb het er vanmorgen nog ingestopt, gisteravond, dat weet ik zeker. Het was zo belangrijk dat de koffer niet dicht wilde. De koffer was loodzwaar. Niet te tillen. Ik had hem op het balkon gezet. Hij viel om bij elke beweging van de trein. De koffer had een verhoogd zwaartepunt. Op een gegeven moment had ik zo genoeg van het omvallen dat ik in de coupé ben gaan zitten kletsen. Dat doe ik normaal nooit, maar er waren een paar gewillige wildvreemden die maar al te graag met mij wilden kletsen. We kletsten dat het een lieve lust was, mijn oren vielen bijkans van mijn schedel van het onbehoorlijke getetter. Het ging totaal nergens over, maar we gingen steeds luider kletsen, we schreeuwden de hele coupé bij elkaar. Totdat degene tegenover me zei 'dit is toch jouw halte? Ik keek uit het raam, Heemstede-Aerdenhout. Ja, bedankt en ik nam een snoekduik het perron op. Tevreden rende ik de trap af, dat het toch allemaal gelukt was, terwijl mijn oren nog nasuisden van de kletspartij. De ramen stonden open, ik kon ze horen lachen. Ja, lachen jullie maar. Het is een verademing om in de auto te stappen, het is een benauwde avond, de limousine beschikt over geavanceerde klimaatbeheersing. Mijn afhaler is de rust zelve en ook dat is een verademing na het idiote geklets van daarnet. We zoeven over de Zandvoortselaan. Dit lijkt wel een vliegtuig. Jezus, wat heb ik een dorst.

donderdag 28 juni 2012

Hemels

Mijn buurman is een oude man met een grijze baard. Hij woont in een kapitale villa bovenop een berg. Het is een frisse oude man, de frisheid van iemand van 30, geen kilo teveel, hij ruikt naar naaldwoud en sinaasappels. Hij moet de honderd zijn gepasseerd.

Elke week krijgen we van hem een mand fruit, groente, vlees en noten.
We wilden hem iets teruggeven, maar dat accepteerde hij niet. Hoe wij ook aandrongen. Hij vroeg ons te doen als hij. Als je iets terug wilt doen, geef dan iets van jou aan een ander. Ik hoef niks te krijgen, ik heb alles al. Dat deden wij. Maar op een gegeven moment waren wij door onze oude kleren heen, we hadden geen moestuin zoals hij, en stopten onze giften aan arme sloebers beneden in het dorp.

En hij ging maar door met geven. We konden onszelf niet anders zien dan als beesten die zich stortten op al dat lekkers en het zo snel mogelijk opvraten.
Het maakte ons radeloos. Tot we ons op zekere dag zo schaamden, toen we hem met een volle mand verse heerlijkheden zagen aankomen, dat ik naar buiten liep en hem vroeg om zijn handeltje weer mee te nemen. Sorry, we kunnen het niet meer aannemen, we voelen ons er enorm ongemakkelijk bij. Hij zei dat dat niet hoefde, dat voor hem het juist plezierig was om te kunnen geven. Het eindigde met dat ik hem bedankte voor zijn generositeit, maar dat we echt een pauze moesten inlassen. Dat respecteerde hij, maar hij keek er zeer verdietig bij en hij keerde huiswaarts.

Weken gingen voorbij. We merkten dat ons besluit onze schaamte had opgelost, maar gelukkiger werden we er ook niet van. Het gezicht van de oude man toen we zijn giften afwezen, bleef ons achtervolgen. En langzamerhand werd ons duidelijk dat dit toch ook niet de oplossing was. We kregen een idee. Als we het eens zo zouden doen: we zouden datgene uit zijn mandje accepteren dat we konden aannemen om hem een plezier te doen, meer niet.
Elke bes, elk stukje groente, elke noot zouden we, terwijl we aten, opdragen aan hem, zou dat niet werken?

En alsof hij gezien had wat we hadden bekokstoofd, stond hij de volgende dag voor onze deur. Ik stelde hem voor wat wij hadden bedacht en hij begon te stralen van oor tot oor. Dus ik nam wat we konden accepteren en de rest nam hij mee terug.
Hoe het kwam snapten we niet, maar alles leek veel beter te smaken, fruitiger, voller, dieper. Hemels.
Het bleek een gouden greep, weten hoe te ontvangen.

dinsdag 26 juni 2012

Burgerlijkheid

Toen ik nog in een voorstad woonde in Nederland verbaasde ik me altijd over mensen die een postzegel gras maaiden. Hadden ze eindelijk de kans om de natuur welig te laten tieren, maakten ze er een modelgazon van, jammer vond ik dat.
Ik had in de Bollenstreek ook een postzegel, kocht een zakje met veldbloemenzaadjes en strooide het over de vierkante meter die van mij, lees van de bank, was. De buren, die het begrip burgerlijkheid hadden uitgevonden, waren not amused met dit stuk natuur voor hun deur.
Hier volgt mijn definitie van burgerlijkheid. Burgerlijkheid is volledig gericht zijn op wat anderen van je denken en dat maken tot leidraad van je leven. Daarom is het zaak om met de snelheid van het licht aan de weet te komen, wat de buren doen en denken. Hiervoor bouw je je raam vol met planten of sierpotten, altijd in paren, zodat je de straat onafgebroken kunt observeren. Wie komt er langs, waar gaat die naar toe, wat heeft hij bij zich, zijn er afwijkingen, hoe ziet die eruit, hoelaat enzovoorts, om zo te kunnen analyseren hoe de stand van zaken is. Kennis is macht.
Altijd als ik eraan kwam zag ik voor de ramen naast mijn huis lichamen wegschieten als vissen in een kom, of misschien heb ik me dat verbeeld.
Een ander kenmerk van burgerlijkheid is dat jij al 10 minuten eerder geobserveerd bent dan dat jij die ander gezien hebt. Blijkbaar vind ik andere dingen belangrijk, want in mijn oude buurt werd ik voortdurend aan het schrikken gemaakt. Buurman stond achter een struik: 'Goedemorgen' of geleund op een hek 'Goedemiddag' of Buurvrouw hangend uit een raam 'Dag Schatje' en elke keer schrok ik me te pletter, ik voelde me beslopen en een vette glimlach met kunsttanden was mijn deel.
Al snel voelde ik het etiket van verstrooide professor op mijn voorhoofd kleven, nee één van hen zou ik nooit worden, maar zij hadden er een leuke attractie bij. Als ik in mijn andere betegelde postzegel aan de achterkant van mijn huis mijn band plakte, en het lukte niet, dan hoorde ik in mijn nek de buurman die zei:'wil je een echte fietspomp lenen dan?'

Dus toen ik in Polen opeens geen buren meer had en geen postzegel maar 20 voetbalvelden kon ik mijn gras zo hoog laten groeien als ik wilde. Maar ik moet de oude buren nageven dat hun aversie tegen laisser-faire nu perspectief heeft gekregen. Je moet op een gegeven moment ruimte scheppen in de woekeringen rond je huis. Een paadje hiernaartoe. Een weggetje daarnaartoe. Dus kappen, snoeien en maaien moet.
Maar een modelgazon zal het nooit worden. De natuur is geen kapsalon.

zondag 24 juni 2012

Tijgerleeuw

We hebben een tijgerleeuw. Hij is nog jong, 1 jaar oud. Hij loopt door ons huis. Achter ons aan. We hebben ook een baby. Die negeert hij meestal. Ik speel wel eens met de tijgerleeuw. De grip van zijn klauwen wordt steeds steviger. Wat eerst een leuk spelletje was, is nu behoorlijk pijnlijk geworden. Mijn handen en bovenarmen zitten onder de krassen van zijn nagels. Ik vraag wanneer hij gegeten heeft. Mijn vrouw zegt dat ze het niet precies weet. Ik zie dat hij de baby met zijn klauw wegduwt. Dat bevalt me niet. Ik wil hem opsluiten, maar dat lukt niet. Deuren staan op een kier of zijn zonder slot. Over andere afscheidingen springt hij heen. Hij wil bij ons zijn. Hij laat steeds vaker zijn tanden zien en rolt met uitgestrekte klauwen midden in de kamer over de grond. Ook zijn geur begint sterker te worden. Het hele huis is ervan vergeven. Het is niet mogelijk het beest te ontlopen. Hij is overal. Hij laat zich niet opsluiten. De deuren hebben geen sloten. Als hij ziet dat ik mijn hand op de klink leg om een deur dicht te doen, rent hij op me af en glipt snel door de kier heen. Hij is razendsnel. Hij zit in een hoek van de kamer en observeert ons. Als een van ons opstaat, staat hij ook op een escorteert je. Een keer lukt het ons hem op te sluiten in de bijkeuken, we zetten een stoel tegen de klink. Hij merkt dat de deur niet open wil en begint als een bezetene rond te rennen, vervaarlijk te grommen en de jassen van hun haken te rukken, de schoenen te verscheuren.

Dit kan zo niet langer. We bellen de dierentuin. De dierentuin zegt dat ze geen plek hebben voor een tijgerleeuw. Wel voor een leeuw. Wel voor een tijger. Maar niet voor een mutant. We hadden nooit een tijgerleeuw moeten nemen. Geen leeuw, geen tijger en helemaal geen tijgerleeuw.

Ergens anders in Europa gaat een vrouw naar bakker van Vessem in Aerdenhout. Er is geen plek voor een SUV. Wel voor een Mini. Wel voor een Fiat. Maar niet voor een stadsjeep. We hadden nooit een SUV moeten nemen. Geen Mini, geen Fiat en helemaal geen SUV. Er staat niemand op de invalideparkeerplaats. Ze duikt erin. Ze haalt haar dokterskaart tevoorschijn en legt die op het dashboard. Aerdenhout is een reservaat voor gesedeerde wilde beesten en ander voetvolk, denkt ze, voordat ze een nummertje trekt.

vrijdag 22 juni 2012

Geen land

Ik ben met mijn zoons van 10 en 5 in het zwembad. Ze zetten de boel op stelten. Nederlands bloed. We worden gedoogd.
Veel zwembaden in Polen zijn ziekenhuisbaden. We zijn omgeven door patiënten met uitgezakte lichamen bijeengehouden door een badpak van elastiek, zoals een varkensdarm gehakt. Trage lijven die nooit een degelijk Nederlands Zwemdiploma hebben gehaald. Het is geen zwemmen, meer een weerloze vorm van drijven, dobberen, boven blijven. Een serieuze aangelegenheid.
Ja, dit is geen land van vaarten, dijken, vlieten, sloten, watertjes. kanalen, taluds, keringen, beekjes, werkeilanden, kreekjes, stroompjes, vijvers, plassen, rivieren en vennen. En van drie zeeën. De Noord-, de Wadden- en de Zuider-.

donderdag 14 juni 2012

Maffia

'Het is een Staat in de Staat', zeggen ze hier over Staatsbosbeheer (= Lasy Państwowe). Ik woon in een gebied waar bomen als paddestoelen uit de grond schieten. Om de wegen begaanbaar te houden is grof geschut nodig. Kettingzagen, houtversnipperaars en onderbetaalde werkers, horigen.
Boswachters rijden in gelikte terreinwagens, wonen in prachtige huizen op prachtige locaties. En ze mogen met pensioen als ze 50 zijn.
Pas geleden kwam ik erachter waarom het hen zo goed gaat.
Voor elke hectare bos stelt de Europese Unie een bedrag voor onderhoud beschikbaar. De kaste der boswachters verdeelt de staatsbossen onder elkaar in pacht. Slawek krijgt 150 hectare. Janek die iets beter ligt bij de Opperfeldwebel krijgt 200 hectare.
Het pachtbedrag is peanuts, het bedrag van de Unie is big bucks.
Het onderhoud laten ze doen door de onderkaste van zich kapotzuipende en rokende have-nots, lijfeigenen. Het feodalisme leeft! En zo stroomt het geld binnen. Zonder dat andere burgers een kans hebben gekregen om wat bos te pachten, omdat alle wouden onderhands werden verdeeld.
En deze maffia zorgt ervoor dat ons dorp zich niet kan ontwikkelen, omdat ze weigert toe te staan dat er wat bos wordt gekapt voor een skilift die ons dorp verbindt met het skigebied aan de andere kant van de berg. Dat bos heeft Jurek namelijk in pacht. En zo houdt een kwaadaardige boskabouter gedekt door een kwaadaardige club trollen de ontwikkeling van een heel dorp al jaren tegen.
Het wachten is op een Russische oligarch die de regionale leenheer zoveel dollars laat zien dat zijn familie tot in het tiende geslacht in een bad van goud kan zwemmen. Alleen zo kan de ban gebroken worden. En dan rijst de vraag wat die oligarch daarvoor van de locale ondernemers terugverwacht. Want hier gelden natuurlijk Slavische spelregels.
Ook al plak je er het etiket van democratie op.

Wereldkampioen

De boer heeft zijn boomgaard volstaan met motorkappen omdat hij graag autohandelaar zou zijn. De pastoor slacht zijn varkens op de binnenplaats achter de sacristie. Het beest wordt gratis verwerkt door de beenhouwer voor een aflaat.
De pastoor eet elke winter een varken op. Het woord is vlees geworden. Ouders van kinderen die zich voorbereiden op de eerste communie maaien zijn gras en kwasten zijn kozijnen.
De enige winkel van het dorp, een hangplek voor mannen, is vannacht in rook opgegaan. De glimlachende vrouw (de enige) die er in stond, staat niet op de rokende hopen te jammeren. Zij is, waar is zij?
De mannen hebben hun zuipen verplaatst naar een naamloze stal en proosten op de verbrande winkel. Iets beters schiet ze zo gauw niet te binnen.
De eik boven de winkel is van schrik op herfstdracht overgegaan. Verder is er niemand geschrokken. Alles gaat door met een hemeltergende onverschilligheid. Er gaan mensen dood. Er liggen mensen te kronkelen in ziekenhuisbedden. Patiënten met zottekappen van verband kijken wezenloos uit de ziekenhuisramen. Verband dat zij zelf moesten kopen. En dat er door doktoren vakkundig omheen is gewonden om er geen misverstand over te laten bestaan dat er hier niets te lachen valt. U heeft te weinig verband gekocht, mevrouw, zo kan ik niet werken. En voor straf legt hij er een onmogelijke strik in, als van de paashaas. Als dank krijgt hij een doos cacaoloze bonbons.
Bij het benzinestation tankt een man 4,2 liter diesel. Voor meer heeft hij geen geld. Zijn dochter moet nog naar gitaarles. Hij heeft een Pools vlaggetje aan zijn raam geklemd.
Polen wordt wereldkampioen.

dinsdag 5 juni 2012

Kapper

Eigenlijk ben je een soort dokter, zei ik tegen de kapper. Je kunt overal gaan wonen, er is altijd werk. De kapper woont in een kapitaal paleis in Nedersilezië omgeven door vennen, wouden, velden. Alles van hem.
Hij knipte 25 jaar in een kapsalon op Broadway. Zijn specialiteit: rijke joodse spinsters.
Ze vraten hem op. 
Toen er vliegtuigen gebouwen invlogen vond hij het tijd om terug te komen. Met hem verdwenen de spinsters en zijn baas gooide de handdoek in de ring. Van zijn loon kocht hij het buiten voor een fooi.
Als er een koper komt, dan verkoop ik de hele mikmak, zegt hij.
Hij heeft wat gastenverbijven, maar als er gasten verblijven wordt hij geïrriteerd.
Knippen doet hij nog steeds met plezier, aan huis. Hij heeft een buurtwinkeltje geopend, zijn zus staat erin.
En hij laat de oude paardenstallen tot een feestruimte ombouwen. Ik heb de werker ontslagen, hij was eigenwijs. Wilde ik dat hij in die hoek ging pleisteren, begon hij in de andere. Let maar op, die komt hier met hangende pootjes terug, hij komt nergens aan de bak. Alleen de minkukels zijn achtergebleven, de goeien zitten in het Westen.

Zijn baas heeft gebeld uit New York, hij wil in Manhattan opnieuw beginnen met de salon. Hij heeft er wel zin in, maar het is te ver en te duur.
Vier dagen knippen, twee keer de oceaan over en één dag thuis.
Hij sluit de monumentale gietijzeren poort, werpt een blik op het rozenprieeltje, dat begint te bloeien. Hij loopt naar boven, naar het boudoir vol met herderinnetjes en jonge prinsen, de foto van zijn moeder.
En in dat enorme complex van donkere gangen, kamers en kelders, knipt hij het licht uit. Het is veel te koud voor de tijd van het jaar.
Hij is veel te oud voor een reis met een schaar.

zondag 3 juni 2012

Kruimels

Ik kan goed stofzuigen, vindt mijn vrouw. Hoewel ik gevoelig ben voor emotionele chantage (geen vlekkeloos achterland) weet ik dat het haar daar niet om te doen is.
Ik haal mijn neus niet op voor saaie klusjes. Zij kan haar aandacht er niet bijhouden.
Honderd enveloppen van een postzegel voorzien, het gras maaien, ik heb er wel wat mee. Als ik het doe dan doe ik het goed, met de nadruk op als, want beginnen is een onderwerp op zich. Maar eenmaal bezig gaan de kussens van de bank, de bank opzij, de stoelen op tafel, alle duistere plekken komen in het volle licht. Spinrag, stofproppen, kraaltjes, centjes en dubbeltjes, alles verdwijnt al of niet rammelend in de gulzige keel van de Nilfisk.
Onder en in de bank vooral plastikken speelgoedjes afkomstig uit chocolade-verrassingseieren, die altijd met luid tumult worden opengemaakt, waarna met bruine monden het bouwplan hardop aan elkaar wordt voorgelezen. Als het speelgoedje is geassembleerd verwijten, ruzie of een handgemeen, waarom de een het de ander niet gunt zijn speeltje uit te wisselen.
Een half uur daarna zijn beiden ergens anders en is het speeltuig al half verzopen in de kussens van de bank.
De volgende dag is er van de verrassingen niks meer te zien en niemand die er nog naar vraagt. Tot ik 2 maanden later met mijn stofzuiger kom.
En geld. In alle kieren, plinten, hoekjes, naden en spleten liggen muntjes.
Poolse muntjes, euromuntjes en geld dat niet meer bestaat, franken, marken, schillingen. Je zou denken dat het geld bij ons uit de muren spuit, maar helaas is dat niet zo.
Ook hier zijn kinderen in het spel. Als ze er lucht van krijgen dat de bank opzij gaat staan ze samen te joelen van spanning over welke verloren schatten er boven water komen.
Als het zover is duiken beiden in het stof en graaien wat ze pakken kunnen als automobilisten op de snelweg bij een opengebarsten geldauto.
De hervonden verrassing laat de opwinding nog even opvlammen, maar meestal brengen ze die zelf naar de vuilnisbak. Verstandige jongens.
Ze laten hun schoenen buiten als ze binnen komen. De stofzuiger gaat terug in zijn hok. De vloer glimt. Het keteltje fluit. Laat nu de kruimels maar komen!

zaterdag 2 juni 2012

Meneer Assad,

Wat heeft u met de kinderen gedaan?
Waar zijn ze heengegaan?

Gisteren speelden ze hier nog,
Ik heb ze zelf gezien

Wat heeft u met de kinderen gedaan?
Waar zijn ze heengegaan?

Er ligt een fiets langs de kant
En een schep in het zand

Wat heeft u met de kinderen gedaan?
Waar zijn ze heengegaan?

Alles is blijven staan
Muren en bomen roepen hun naam

Wat heeft u met de kinderen gedaan?
Waar zijn ze heengegaan?

Geef ons ons leven terug
Zo mag het niet gaan

Wat heeft u met de kinderen gedaan?
Waar zijn ze heengegaan?

Laat de kinderen met rust
Ze hebben niks misdaan

Wat heeft u met de kinderen gedaan?
Waar zijn ze heengegaan?

Kijk uw eigen kinderen aan
Kom bij zinnen, u moet gaan

Wat heeft u met de kinderen gedaan?
Waar zijn ze heengegaan?

Hebben ze het koud?
Wat hebben ze aan?

vrijdag 1 juni 2012

Deur

In 1996 zag ik een documentaire met John Berger. John Berger is een Britse schrijver die naar de Franse Alpen emigreerde toen hij achter in de veertig was. Ik had de documentaire op video en keek er elke paar maanden naar. Ik snapte niet helemaal waar het overging, maar ik werd er blij van. In de documentaire was hij achter in de zestig.

Mijn onbestemde verlangen naar de schrijver ging zover, dat we een gîte in de buurt van zijn dorp Quincy huurden, om te zien waar hij woonde. Uiteindelijk zijn we een paar keer door het dorp van een paar huizen gereden. Bij 1 huis had ik het vermoeden dat het van hem was, maar ik durfde niemand te vragen. Ik wist bij God niet wat ik tegen hem had moeten zeggen, dus stel je voor dat hij voor mijn neus had gestaan als ik had aangebeld.

Jaren gingen voorbij en Berger verdween naar de achtergrond.
Maar de laatste tijd bleef een zin in flarden terugkomen.
Het gaat over de betekenis van betekenis van betekenis.
Ik pakte 'De vrucht van hun arbeid' erbij, zijn trilogie over het verdwijnende boerenleven en zocht in het verhaal 'De accordeonist', maar kon het niet vinden, ik las er steeds overheen. Of het was er niet. Stond het in een ander verhaal? Ik gaf het op, of ik had geen tijd, of ik was moe of alledrie.
Avonden het boek naast mijn bed gehad. Doorgenomen en nog eens doorgenomen. Ik kreeg er geen vat op. Ik kwam niet uit de impasse. Mijn verstand liet mij volkomen in de steek.
Tot vanavond. Ik kreeg het wereldidee om de documentaire terug te kijken. Die gaf een cruciale aanwijzing terug naar het boek.
Twee jaar naar gezocht, nu gevonden. Alsof er een deur open mocht.
Het gaat over Felix, die in het echt Louis heet, een boer en accordeonist, die zijn vrouw verliest en geen noot meer speelt. In het fragment heeft Felix zijn accordeon voor het eerst na jaren tevoorschijn gehaald. Hij gaat zitten in de stal met koeien op een melkkrukje.

De lucht, warm van de hitte van de dieren die de hele dag in de zon hadden gestaan, rook naar wilde knoflook want er groeit wilde knoflook in het veld bij de oude weg naar St Denis, waar ze stonden te grazen. Het instrument ademde deze lucht in en zijn twee stemmen roken ernaar.
Hij speelde de gavotte in vierkwartsmaat.
Gavotte, dat van gavot komt, dat bergbewoner betekent, dat krop betekent, dat keel betekent, dat schreeuw betekent.

woensdag 30 mei 2012

Discriminatie

In het begin van de jaren 90 was mijn vrouw de eerste nieuwe Pool in Amsterdam. Oude Polen waren in het holst van de nacht achter het ijzeren gordijn vandaan gekropen, toen het Oostblok nog stijfstond van het Stalinisme. Een professor, een filmregisseur en een clown.
Toen we later in het bollengebied neerstreken, hoorden we in de C1000 andere Polen achter de schappen. En als je niks hoorde, kon je het meteen zien: een Pool is altijd in een groep, is oplettender dan een Nederlander, gewend aan de fluctuaties van de conjunctuur. Over de pot pindakaas die er vandaag staat kan morgen geen herinnering meer bestaan. Men beweegt schichtiger, dierlijker dan een Nederlander. Een Nederlander let niet op. Dronken van de gratis koffie leunend op zijn winkelwagen heeft hij vage gedachten over naar welke ziektekostenverzekering hij zal overstappen.

Nog later verlieten wij Holland. Af en toe komen we een weekje terug. We logeren dan in Sollasi, zo'n huisjespark in Noordwijkerhout, waar het wemelt van de Polen.
Hoe we dat weten?
Je loopt langs de achtertuinen. Bij de schuiframen zitten vrouwen gehurkt te roken. Met sloffen in het natte gras. Samenzweerderig kijken ze op wie er voorbij gaat. En wenden zich weer tot hun eigen kring. Het rooksignaal van de vrouwen-verzamelaars kringelt meters in de hoogte.
In de hoogte waar een Boeing boven de Noordzee klimt naar 30.000 voet.

zondag 27 mei 2012

Big

[Transcript van een meesterlijke commercial voor Barclays (bank) uit 2000 met Anthony Hopkins, regie Tony Scott (broer van Ridley), schrijver onbekend. Onder het transcript de link naar het filmpje.]

What is this about big? 
You know, seeing the big picture, having the big idea, clinching the big deal. Nobody wants to clinch the little deal, who wants to do that? To be a little-deal-clincher, a small shot. No, when you going to get a burgy, you wanna big mac. When you go to the funfair, you ride a big dipper. You turn on the TV and you see a big bird or you're afraid of the big bad wolf.
When I was growing up I wanted to be the big man, I never wanted to be the little man, even the little man wanted to be the big man.
When you go to a America you go to the big apple, not the little apple.
When I get up in the morning I want a big breakfast, I want my girl-friend to say 'good morning big boy', to which I reply: 'a good big day today, a big meeting with the big chiefs from the big studio, it's a big time for the big bucks' and she would turn to me rolling her big blue eyes and say 'big head'. I (...?) and say 'what's the big deal?', give her a big kiss and get into my big car and set out for the big wide world, she would give me a big wave, close the door of our big house, look in the mirror and ask herself 'does my bum look big in this?'
And in my big meeting I turn to one of the big hitters and say 'I love this movie, it's gonna be big, there's only one small problem: my fee. I'd like it to be, ehm, what's the word..'

link naar filmpje

Onbekendegracht

Toen ik mijn opleiding tot regisseur had afgerond, woonde ik een paar jaar op de Onbekendegracht, 1hoog leunend tegen de achterkant van Carré.
Ik kwam er nooit.
In Polen zeggen ze 'een schoenmaker loopt op versleten schoenen'.
En toen ik later in De Zilk woonde, onder de rook van de Noordzee, ben ik nog nooit zo weinig naar het strand gegaan. 
Als je iets hebt, heb je het niet meer nodig, is de drogredenering.
Ik kwam dus nooit in Carré, maar ik zat wel op de eerste rang van de artiesteningang.
Met kerst hadden we kooien met tijgers op 7 meter zoals de mus vliegt. Gratis gebrul en gratis geur uit de tijd van de holbewoners.
Toen Herman van Veen optrad probeerde ik hem elke avond te betrappen in het loopje vanaf zijn auto naar de ingang en vice versa, maar artiesten bepalen hun eigen zichtbaarheid. Ik zag wel zijn groene Jaguar, maar Herman nooit.
Toen Shirley Bassey optrad was elke avond de finale met 'This is my life' woordelijk te volgen, mijn verdieping was een extra klankkast, de bassen deden mijn knieën knikken.
Toch werd ik een keer uitgenodigd. Voor het kerstcircus. Maar toen er 15 minuten na aanvang een depressieve albino-olifant kunstjes moest doen zijn we met zijn drieën weggelopen. Een deurtje verderop. We moesten de hele avond huilen. Aan mij heeft het niet gelegen.