woensdag 31 augustus 2011

Erwin Kroll

Het is rustig, veel is er niet aan de hand. Later, ja later kan er nog wel eens iets gebeuren. Niet veel hoor, maar toch, ik ga het zeggen. Het wordt broeierig, daarna gaat het waaien. En niet zo'n beetje hoor, nee het gaat vreselijk te keer. Storm, regen, een tropisch zwemparadijs. Het hoort er allemaal bij. Dus het is goed als u zich daar op voorbereidt. Niet uw handschoenen vergeten, hoor. En die muts, ach die muts, die kunt u ook maar beter meenemen. Wat zeg ik, nee, zet hem op, dat is veel beter. Zeg niet dat ik u niet gewaarschuwd heb, dan kan ik ook rustig slapen.
En daar blijft het niet bij. Behalve dat het vreselijk nat wordt wordt het ook vreselijk droog. Nu hoor ik u denken, dat kan niet. Nee, wacht even niet te snel. Dat ga ik u haarfijn uit de doeken doen. Het is een beetje technisch, maar dat moet kunnen. Tussen de druppels water is de lucht veel droger, omdat alle natheid geconcentreerd zit in de druppels. Ziet u wel? Vroeger zou ik daar zelf ook geen klap van geloofd hebben, maar het is gewoon zo. De wonderen zijn de wereld nog niet uit, zal ik maar zeggen. Daarom raad ik u aan u in te smeren met een dagcreme. Het mag ook gewoon vaseline zijn of uierzalf, maakt allemaal niet uit als hij maar vet is.
En als u niet naar buiten hoeft, lekker binnenblijven. Dat is veel beter. Als u opstaat zet u gewoon een sterke bak koffie, zonder suiker. Want suiker is niet goed voor u, daar wordt u alleen maar dik van. En daarna klutst u wat eieren in de pan op ruim boter en laat dat alles goed heet worden. En wat heeft u dan gemaakt. Een topontbijt. Meer zeg ik er niet over.
Weet u wat? Ik verveel u niet langer met mijn gezeur. Het wordt een prachtige dag vandaag. Prachtig echt Hollands weer met een spat regen, een straal zon, flink wat wind en lekker koud.
Een beetje saai en een beetje spannend ook wel. Voor elk wat wils!
Geniet ervan zolang het kan!

dinsdag 30 augustus 2011

Alicja

Ik moet Alicja bezoeken. 
Alicja woont aan de andere kant van het dal. Het is het enige huis dat wij zien. En zij ziet ons. Ze is directeur geweest van de middelbare school een dorp verderop en nu met pensioen. Hoe oud ze is hangt van de dag af. Soms ziet ze eruit als 65 en soms als eind 40. Ze is getart door het noodlot. Eerst heeft ze 5 jaar lang haar moeder verpleegd tot die dood ging. En toen ze daarvan op adem kwam, kreeg haar man Michael kanker. Hij was professor in de literatuurwetenschap en zag er uit als een engel.
Ik ben er 1 keer geweest. Ze vertelde over het huis waar ze woont. Dat het van een Duitse arts was geweest, die ze er later had laten logeren omdat hij fantoompijn had. Ze is een soort oude hippie. Alle dronkaards in het dorp sidderen als ze eraan komt, want ze krijgen een veeg uit de pan als ze ziet dat ze laveloos zijn. Ze is blij met ons, er zijn hier niet zoveel mensen met wie je praten kan. En met het café dat we hadden, ze vond dat het een beetje licht en vrolijkheid gaf.
Het moet een jaar geleden zijn geweest dat ik haar met Michael voor het café zag lopen. Hij krabbelt op, dacht ik. 
Het begon te sneeuwen.
Tussen kerst en sylvester brandden voortdurend alle lichten in het huis.
Begin januari kwam ik langs het kerkhofje en zag een berg bloemen in het wit. Dat bleek voor Michael te zijn. 
Haar huis was onbereikbaar. 
Ik zag haar wegspieden met boodschappen, terwijl ik net mijn handen vol had met spullen voor het café. Geen goed moment. Of ik stond achter haar in een volle winkel en groette terloops. Geen goed moment. 
Het werd voorjaar en zomer. Aan werk geen gebrek.
Laatst zag ik haar weer in de supermarkt in het stadje. Ik liep naar haar toe en vroeg wanneer kan ik langskomen. Over Michael geen woord. Jij altijd zei ze. Dat is alweer een maand geleden.
Ik moet Alicja bezoeken.

maandag 29 augustus 2011

Belle Époque

Triny
de taart die we laatst aten in Polanica was veel smeuiiger, natter

Diny
wat je zegt deze is droog. Als je niet oppast krijg je de hik

Triny
en de slagroom komt uit een spuit

Diny
een supermarktspuit

Triny
er zit bijna geen appel in

Diny
zo heb je je geld snel verdiend. Wat kaneelpoeder, wat suiker een kwart appel en hopla

Triny
en de ober zijn overhemd hangt uit zijn broek

Diny
en het is niet gestreken

Triny
en zijn gulp staat half open

Diny
pas op, er zit een wesp bij je taart

Triny
ook dat nog

Diny
daar, nog een bij je koffie

Triny
we komen hier niet meer

Diny
nooit meer

Triny
het lijkt wel afrika

Diny
de locatie is mooi, maar de rest is een straf

Triny
en de pretenties...

Diny
de prijzen

Triny
ze hebben elk contact met de realiteit verloren

Diny
volgend jaar zijn ze failliet

Triny
dan is hier niets meer

Diny
overwoekerd

Triny
uitgewist

Diny
verdampt

Triny
over en uit

Diny
niets meer

Triny
niets

zondag 28 augustus 2011

Expiratie

Gestaar in boomtoppen, laptop op schoot, kan wat opleveren, maar meestal doet het dat niet. Je hebt naar je nagels zitten kijken, die je sinds een paar weken met rust laat. Je hebt een paar virtuele sigaretten gerookt. Je hebt jezelf 5 keer zien overlijden in dramatische scènes, waarbij je belooft dat je nu elke dag een spelletje met je kinderen gaat doen. Maar die belofte is gedaan onder druk, dus het is nog niet helemaal zeker of je er wel aan gebonden bent. Zo zit je jezelf misselijk te maken als een doorgedraaide zelfbestuiver. De ene gedachte is nog niet af of er komt weer een andere overheen. Moralistisch gezeur, anarchistische bravour, nichterig gekeutel, voortvarend huisvaderschap, giftig gestamp.

(Legt de laptop weg. Loopt naar de kwastenbak. Spoelt de kwasten schoon. Opent het verfblik. Roert de verf. Tilt de deur uit de scharnieren. Legt de deur op de schragen. Schuift het krukje bij. Zet zacht muziek aan. Doopt de kwast in de verf. En begint te schilderen.)

vrijdag 26 augustus 2011

Culinaire woestijn

In een straal van 100 kilometer kun je bij ons niet eten. Alsof het om een samenzwering zou gaan heeft elk restaurant dezelfde Traditionele Gerechten op de kaart staan. Alsof er maar 1 Kookboek bestaat. Langs de weg zie je borden met Pools Eten of Ons Eten of nog uitnodigender Ons Vreten. Blijkbaar appeleert dit aan een boereninborst van aanschuiven, de pullen aanstoten, naar binnen schuiven en naar het schijthuis lopen, ik weet het niet.

Wat staat er op de kaart?
Meelballen gevuld met smakeloos gehakt vlees, zoiets wat ze bij ons in de frikandellen stoppen, maar dan zonder zout. Of gewoon meelballen gevuld met meelbal met een smakeloze paddenstoelensaus. Of meelballen met een gat erin met een andere indifferente saus. Of iets wat kroket genoemd wordt, maar een meelrol is met smakeloos gehakt vlees erin, overgoten met ja, een smakeloze saus. Eigenlijk allemaal eten dat wij in het slechtste geval aan baby's geven. Zacht, papperig en zonder smaak. Alle groenten zijn stukgekookt. Van 'al dente' hebben ze hun langzalzeleven niet gehoord. Niet aangemaakte rauwkost. Aanmaken wat is dat? Een variatie op de smakeloze vleessauzen is de zuivelsaus. Te pas en te onpas wordt yoghurt en mayonaise over het eten geflikkerd. Koude rode wijn en warme witte wijn. Ook sherry, port en cognac heet hier wijn. Alles is wijn. Je hebt geluk als je een fles droge witte of droge rode wijn aantreft. Veelal is het muscaat-achtige bocht uit Bulgarije of Kroatie. Bier dat niet goed gekoeld is omdat het geld kost om de ijskast aan te zetten. De bediening is in de meeste gevallen uitgestreken, ongezellig en vijandig.
Onnodig te zeggen dat men van smaakharmonie geen kaas gegeten heeft. Eten wordt lukraak of volgens dat ene kookboek bij elkaar gedaan en dat moet dan lekker zijn.
Men heeft wel op plaatjes gezien hoe in het Westen het eten eruit ziet, dus in het beste geval krijg je een visueel kunstig gecomponeerd bord voor je neus, waar vervolgens geen touw aan vast te knopen is. Het oog wil wat, maar de tong is een leugendetector.

Hieronder een aantal gerechten waarbij de Poolse ziel gaat gloeien van trots maar die niet meer zijn dan proletarische happen.
Rosół, heldere kippesoep. Hier wordt hoog over opgegeven (wordt op huwelijken en communies geserveerd), maar het stelt niks voor. 
Bigos. Een warme zuurkool-vleesschotel. Dit is nog best lekker, maar het blijft een prutje. 
Flaki. Varkensdarmensoep. Klinkt heel smerig. Textureel is het dat ook. En het stinkt naar stront. 
Pierogi. De al genoemde gevulde meelzakjes, groter dan tortellini, en gevuld met aardappelprut, paddenstoelenprut, of jam. En soms gebakken en overgoten met een boter-, uiensaus. Als je er 1 van eet, kijk je naar je bord en vraag je je af waarom je door zou gaan.

Summa summarum is er een tendens om alle natuurlijke smaken te dempen met stukgegookte pasta of saus. Je eet dus vooral prut. Het naar boven halen van natuurlijke smaken en het ook mogen zien van het product in zijn primaire vorm zoals in de volwassen Westerse keuken begrepen is, dat idee kan hier niet op maatschappelijk draagvlak rekenen.
Het proletarische eten is te dierbaar. Ook Polen die reizen zijn niet op andere gedachten te brengen. Het ronken over de eigen keuken is een hardnekkige blinde vlek.
(Hoe boerenkeukens kunnen verschillen. De Franse keuken is van origine ook een boerenkeuken. Maar de ene boer is de andere niet.)

Tot slot nog de opmerking dat bij Polen enig vermogen tot zelfreflectie als het gaat om het duiden van hun keuken ontbreekt. Men likt zijn vingers er bij af. Het zal nog wel een generatietje of wat duren voordat men de eigen keuken in het juiste perspectief durft te zien. Je moet ook niet teveel dingen tegelijk willen veranderen.

maandag 22 augustus 2011

Oz

[Naar aanleiding van de film The Wizard of Oz (1939)]

Het gordijn werd opzij getrokken en daar stond een oude man achter de knoppen te zweten. Als kleine jongen moest ik daar onbedaarlijk, ontroostbaar en schokschouderend om huilen. Waarom?

De film na zoveel jaar, en nu ik zelf kinderen heb, terugkijkend, probeer ik erachter te komen waarom ik toen op dat moment van de film door de vloer zakte. Het was diepe diepe ontroering. Ik kan me nog het gevoel herinneren van daarna. Een ervaring van absolute stilte en leegte. Een ervaring dat alles zinloos is. En dat ik er ondanks die zinloosheid ben en er iets van moet proberen te maken.

Wat lag ten grondslag aan de ontroering?
Verdriet? Nee, want het was niet treurig te weten dat er iemand aan de knoppen zat en dat het land Oz van a tot z bestuurd werd door de Tovenaar. Opluchting? Nee, hoewel het een prettige gedachte was dat de grillen van het noodlot allemaal in scene waren gezet en dat een stabiele gecontroleerde wereld zonder verrassingen in het verschiet lag. Hoewel? Hoewel? Was dit wel zo'n verbetering? Hoe dan ook dit lag niet ten grondslag aan mijn ontroering.
Medelijden. Uit medelijden? Ja. Hoe? Dat ga ik nu proberen onder woorden te brengen. Het gevoel is er, ik kan het nog terughalen. Maar waar dat gevoel vandaan kwam weet ik niet. Het is duister. Hier probeer ik licht op de zaak te krijgen. Loopt u mee?

Even voor de ontmaskering, worden Dorothy en haar vrienden nog afgesnauwd door een reusachtige projectie van de tovenaar, maar als het hondje Toto het gordijn opzij trekt, blijkt dat de tovenaar niet meer is dan een zwetende oude man die met veel kunstgrepen de illusie in stand probeert te houden van een omnipotente tovenaar. Er zit een element in van intense dankbaarheid dat iemand zich de moeite getroost om de schijn op te houden. En van herkenning en ontnuchtering dat dat hele Oz natuurlijk niet waar kon zijn en dat er iemand aan de touwtjes moest trekken. Dat het allemaal neerkomt op geploeter, gezweet en gezwoeg en dat die hele toverwereld niet bestaat.

Wat een kleine jongen allemaal niet kan voelen.
Maar ik denk dat het op het volgende neerkomt. De zwart-witte wereld in Kansas is wat Dorothy 'ziet' voordat ze geboren wordt. De storm is Dorothy's geboorte en Oz is haar leven. In haar leven heeft ze de opdracht om uit te zoeken hoe het leven in elkaar zit. Het volgen van de yellow brick road leidt naar de ontwarring van het mysterie. De ontdekking van de tovenaar van Oz is de ontrafeling van het mysterie van het leven en de kennismaking met de Schepper. Wanneer Dorothy Oz verlaat en terugkeert naar Kansas, keert ze terug naar de staat van voor haar geboorte, het continuum tussen dood en geboorte. Ze heeft haar leven gedroomd en de winst is de kennis die zij heeft verworven.

De logica van de film volgend is het 'echte' leven dus Oz, en zit er 'ergens' een Schepper achter de knoppen. Alles wat wij zien is luchtspiegeling en zinsbegoocheling georkestreerd door de Creator.

En hiermee is het antwoord voor mijn ontroering gegeven. De suggestie dat het allemaal in scene is gezet, dat er een Masterplan aan ten grondslag ligt, dat er iemand over ons waakt die tot overmaat van ramp ook maar een hulpeloos schepsel blijkt te zijn, zoals wijzelf. En die je dat niet kwalijk neemt, integendeel. Je wilt hem troosten, zoals jezelf getroost wil worden. En zo is het mysterie van het leven ontrafeld: veroordeeld zijn tot het troosten van elkaar in een wereld van duisternis.

Ik beweer hiermee niet dat ik de pretentie heb te weten dat het Universum zo in elkaar zit als hierboven beschreven. Ik hou me alleen bezig met de suggestie dat dat zo zou zijn. En dat dat ontroert.
Of het waar is of niet interesseert mij niet. Wat mij interesseert is of het een goed verhaal is. Om dat verhaal moest ik huilen.

zaterdag 20 augustus 2011

Tempomaat

Liggen in het gras. Loom. Loom. Geen zuchtje wind wind. 
Lucht als een kathedraal staat te pronken in een harnas van blauw. Beroepsijdeltuit. Niemand die wacht. 
Een boek nog lezen. Een blok beton. Een kussen waarop de slaap geen vat krijgt. 

Zon teistert. Knalt een etmaal uit elkaar. Een etmaal houten honden die hun draai niet kunnen vinden naar de maan blaft. Stijf aan de ketting. Gek van woede. 
Prikken sprieten, klein gedierte. Weet niet wat. Moet hiervan houden. Knettert het. Knettert wat? Het. Walgelijk het is. Dit nietsdoen. Geef acht. Staat op. Vraagt om schaduw. Een koele hand. Weg uit dit land. Weg. Weg. Die glimlach. Die zieke grijns. Die inrichtingsgrimas. 

Een vraag nog. Een. En nooit antwoord.

donderdag 18 augustus 2011

Joke

Hallo Deventer! Wat fijn om hier weer te zijn! Ja, ik zie tante Jans en Ome Sjors zijn er ook! En Triny en Diny. Lekker hoor! Luister lieve mensen, we gaan er een fantastische avond van maken. We hebben alleen de beste artiesten meegenomen die voor jullie hun mooiste liedjes zullen brengen. Liedjes over geluk en verdriet. Ja, mensen we doen ons niet beter voor dan we zijn. Ieder heeft wel eens tegenslag in zijn leven. Maar gelukkig hebben we elkaar. Vanavond, mensen, vanavond gaat het dak eraf. [groot applaus] Eerst zingt Joke 'Een leeg huis en 7 rozen', gevolgd door Dikke Dree met de meezinger 'Het is feest zolang mijn glas vol is'. Daarna is het tijd voor Jelle met zijn gloedvolle 'Als jij niet van me houdt, dan zwaait er wat' en Marije met 'Zondag is Koopdag'. Voor de pauze komen de Meisjes van Plezier met 'Ik zag je lopen en toen begon ik te lopen' en Klazien uit Klazienaveen met 'De klokken van Klazienaveen'. In de pauze staan Mia en Rokus voor u klaar voor de inwendige mens en Mevrouw van Zanten van de retirade voor de uitwendige mens. Na de pauze Joris Driepinter met 'Een vrouw zoals jou'. Dan Dulle Klaas met het gevoelige 'Voor jou 10 anderen'. En lieve, lieve mensen, alsof dat nog niet genoeg is De Uitsmijters met ''s Avonds krijg ik honger' en de Afzakkers met 'Jij bent mijn dikke prinses'. Maar dat is nog niet alles. Wat zou een feestavond zijn zonder Stijn Akerboom met zijn nummer 1 hit 'Ik voel het, ik heb het heet'. Of Esmiralda met 'Het moet nu'. Zelf sluit ik de avond af met een medley van 'Het kriebelt overal', 'Kom er maar in' en 'Als ik te vroeg kom is het feest'. Wat u? Had u nog wat anders gewenst willen hebben? Ik dacht het niet. Goed, lieve mensen, we wachten niet langer. Veel, heel veel plezier met ons allerliefste, allerbeste en alleroudste museumstuk van het Nationale Lied, ze is zo gek als een deur, dat weten we allemaal, maar ze heb een klein hartje, ja hoor, daar komt ze, is ze het, ja ze is het, de Grootste van allemaal, letterlijk en figuurlijk een Dijk van een Vrouw. Maak plaats en pas op voor [lacht]: Joke. [luid applaus]

dinsdag 16 augustus 2011

Delen

Mijn zoon van 4 eet een ijsje op een terrasje. Naast hem zit een bejaard echtpaar. De vrouw vraagt om een likje. Als grap, natuurlijk. Maar daar heeft hij geen boodschap aan. Hij steekt zijn ijsje in de richting van de oude vrouw en zegt: alsjeblieft. De vrouw moet glimlachen en bedankt voor het aanbod. Zij en haar man bloeien open en beginnen tegen mij een zeurverhaal over dat vroeger alles beter was. De arm van mijn zoon druipt inmiddels van het ijs en wij druipen af naar de auto want de bejaarden zijn inmiddels ongeremd aan het leeglopen over vroeger. Dat was nu ook weer niet de bedoeling.

zondag 14 augustus 2011

Welk land

Van welk land is die vlag? schreeuwt een (Poolse) wandelaar vanaf mijn hek wijzend op de Nederlandse vlag. Van Monaco, roep ik. Oh, zegt hij, ik dacht van Nederland. Waarom vraag je het dan, zeg ik. Hij spuugt op de grond, bromt iets en loopt door.

woensdag 10 augustus 2011

Dorp

Midden in het hoogseizoen is er een bedrijvigheid in het dorp dat het een aard heeft. Iedereen heeft wel wat te doen. Józek veegt zijn stoepje. Janek koopt een zak met uien. Czarek kotst over de reling van de brug. Dziadek verbrandt zijn huisvuil achter het hotel. Ola bekijkt zichzelf in de spiegel en moet niezen. Heniek en Reniek schoppen Waldek wakker, want ze hebben nog een vordering op hem uitstaan van 1 euro. Marysia roert in een pan met al het lekkers dat overschoot van het feest van gisteravond. En Balanga ligt aan de kant van de weg in zijn blootje gymnastiek te doen.
Dus als iemand je vraagt, wat is de plek op de aarde waar een ieder doet wat hij kan, dan is dat in ons dorp. Wat een liefde! Wat een ernst! Wat een toewijding! En wat een vrolijkheid! Want ondanks alle capriolen, escapades en een enkele augurk die over de datum is, zijn het louter patriotten die hier wonen. Dat zie je zo. Een en al vaderlandsliefde. Bij elke gelegenheid die zich aandient wordt geproost op de toekomst van ons mooie land. En zelfs als er helemaal geen reden voor is, dan is er altijd wel een historicus die zich een veldslag herinnert die op de kop af 317 jaar geleden is gewonnen.
Met zoveel trouwe vaderlanders is de toekomst in goede handen.
En zelfs vreemde snuiters die onze gewoontes niet kennen, worden pardoes enthousiast. Zo aanstekelijk is onze vrolijkheid!

dinsdag 9 augustus 2011

Mauerfall

In 1989 zat ik op de Toneelacademie. De Telegraaf slingerde ergens op een tafel in de kantine. De televisie stond op MTV met een huilende Sinead. Nothing compares to you. De regen sloeg tegen de ramen. Het amfitheater lag er donker en troosteloos bij. Een paginagrote foto van mensen op de muur. Niemand leek acht te slaan op die foto. Maar ik kon niet stoppen met ernaar te kijken. Ik was 7 jaar eerder al in de DDR geweest, dus misschien leefde het voor mij wat meer. Van het 'Wir sind das Volk' dat in Leipzig op een plein door de mensen werd gescandeerd gingen de haren op mijn armen recht overeind staan. Opeens werd de o zo belangrijke Toneelacademie met zijn genadeloze afvalsysteem heel klein. Het gepraat over rollen en leraren, het vermogen of onvermogen je kwetsbaar op te stellen, het voorrecht om je helemaal te focussen op je al of niet aanwezige 'innerlijk landschap' schoof naar de achtergrond. In Duitsland gebeurde het. Misschien wel de grootste historische verschuiving van na WOII. En studenten bestelden nog een broodje bal gehakt bij Mia en zaten te zeuren over het weer. Voor mij was het een uitkomst: met dat toneelspelen wist ik het allemaal niet zo. Ik had er geen greep op. Kon er geen afstand van nemen. Kon het geen plek geven. Was er bang voor.
Bij wat er gebeurde in Berlijn voelde ik me veilig. Dit was mijn ding. Als kleine jongen was ik al gefascineerd door die ondoorgrondelijke Tartaarse trekken van Breznjef. Die onbegrijpelijke stijfheid. Dat dodelijke formele. Ik haatte de zichtbare zelfgenoegzaamheid van de communistenleiders uit de grond van mijn hart en had diep medelijden met de mensen die onder de politburo's moesten lijden. Ik kon nu een rekening vereffenen. Zelf helpen de muur af te breken en de mensen steunen die daarmee bezig waren.
De vaagheid van de Toneelacademie voor een paar dagen verruilen voor een glasheldere missie.
Ik wist dat dit alles bol stond van de, misschien wel valse, pathetiek, maar dat kon me geen ruk schelen, dan maar pathetisch. Ik had lucht nodig. Berliner Luft.

Ik kreeg 3 andere studenten zover om met mij een auto te huren en we reden op zaterdag 18 november 's middags weg. We waren rond 22.00 uur bij Helmstedt en daar begon het al: ellenlange rijen puffende Trabanten met opgewonden Ossies gingen de andere kant op. Misschien doen ze morgen de grens weer op slot. Seize the moment. Wegwezen zolang het kan.
Diep in de nacht kwamen we aan in Berlijn.
We hadden gehoord dat je moest zijn bij de Potsdammer Platz. We parkeerden de auto in de buurt. Ossies stonden in de rij bij de bank voor hun welkomstpremie van 100 D-Mark. Op zondag!
Je hoefde niet eens te vragen waar een gat in de muur was, want je hoorde de hamerslagen van ver in het beton ketsen. We volgden het geluid en kwamen uit bij een gat. Ik vroeg aan iemand een hamer en begon zelf in de Muur te bikken. De stukken muur heb ik nog in een doosje.
Applaudiserende West-Berlijners bij het binnenkomen van Oost-Berlijners die het Westen binnengulpten alsof ze geboren werden. Ja, het was een geboortefeest. Mensen waren uitzinnig. Rafelig, armoedig en in foute spijkerbroeken werden de Ossies als helden op de schouders geslagen. Huilen, lachen, ongeloof. Het is niet waar. Dit is een droom. Dit gebeurt niet. Nog een keer krijg ik een hamer in mijn hand geduwd. Nog een keer beuk ik de muur aan stukken. De splinters vliegen langs mijn gezicht. Droom ik? Met elke hamerslag probeer ik mijzelf te wekken uit de droom waaruit ik niet wakker wil worden. Laat het geen droom zijn. Laat het geen droom zijn. Dit. Verdomde. Stuk. Be. Ton. Moet. Ver. Splin. Terd. De Vopo's stonden erbij en keken ernaar. Niet gewend aan een rol in de marge. Nog steeds kon er geen lachje vanaf. Ze zullen wel gedacht hebben. De wereld is gek geworden. Ons koren gaat wel weer eens bloeien. Voor elke onderdrukker zijn er wel handlangers te vinden.
De vrolijke anarchie van die dagen eind november 1989 moet voor de Oost-Duitsers een cultuurschok zijn geweest. Iedereen loopt door elkaar. Massa's mensen. Er is geen politie en dat gaat zomaar goed. Onbegrijpelijk. Is dat vrijheid?

Verdere herinneringen zijn onzichtbaar in de mist van de tijd.
Dat we terugreden van de Grote Wereld van Berlijn naar de Kleine Wereld van de Toneelacademie in Maastricht, weet ik nog.

zondag 7 augustus 2011

Het hermetische Oosten

In een stad van blokkendozen staat in het centrum een fremdkörper. Een, laten we zeggen, 18e eeuwse kerk. De kerk is niet verlicht, je weet niet waar de ingang is, er staat geen bordje op hoe de kerk heet, wanneer er diensten zijn. Als een duistere, koude reus rijst hij op uit het midden van de stad. Er is ook een restaurant, tenminste dat staat er op. Dit restaurant is in een donkere blokkendoos. Voor de kleine ramen hangt vitrage. Binnen brandt geen licht. Geen verlichte menukaart in een kastje. Geen reclamebord met een rondbuikige, vrolijke kok. Er is ook een winkel in de stad, tenminste dat staat erop. Ook in een blokkendoos. Als je naar binnengaat doet de eigenaar het licht aan. Op de schappen liggen een paar artikelen. De mensen in het restaurant en de winkel wekken niet de indruk dat ze blij zijn een ander levend wezen te zien, integendeel, het lijkt erop dat ze met rust gelaten willen worden. En bij de kerk is helemaal geen levende ziel te bekennen.
Het restaurant en de winkel bestaan al bijna niet, de kerk bestaat helemaal niet. Hij is er wel, maar heeft geen boodschap aan zijn omgeving. Is buitenstebinnen gekeerd.
Wie wil daar nou binnen kijken? Het is graag of niet. Men staat vast niet te springen om de deur open te maken.
Maar het zou zomaar kunnen dat diezelfde kerk wel verlicht is. Men heeft dat ooit gezien in een warm land. Of op een plaatje van een warm land. Maar men heeft niet nagedacht over de kleur van het licht. Gewoon maar een lamp gekocht die voorhanden was. Met koud licht. Zuinigheidshalve schettert het ijskoude licht tegen de voorkant van de toren aan. De andere kanten duister, want het geld was op. Het centrum wordt hiermee zo gezellig als een cafeteria dat baadt in tl-licht.

Waarmee ik maar gezegd wil hebben dat het mensen zijn die ervoor zorgen of de decorstukken in hun omgeving wel of niet tot leven komen. Het verdriet, de onverschilligheid of juist de zorg komen tot uitdrukking in wat gebouwen zeggen.

In het voormalige Oostblok stikt het van de de decorstukken die niet ontsloten zijn. Gebouwen die mooi zouden kunnen zijn, maar met een hoge rug naar de straat toe staan. Gekwetst, moe en kapot. Of in het beste geval pompeus, maar ontoegankelijk.

Maar het is niet alleen dit, want de Bijlmer is ook geen feest van gezelligheid.
Een gebouw waar mensen wonen hoeft niet uitnodigend te zijn, want dat is niet de functie ervan, al is het wel mooi meegenomen.
Het is ook de noodzaak voelen of de vlag de lading dekt. Met andere woorden, als je een winkel begint, maak er dan ook wat van, en begin er anders niet aan. Laat het licht branden. Zet de bloemen buiten. Tover een glimlach op je gezicht. Of als je het beheer hebt over een kerkgebouw, voel dan de verplichting het de uitstraling van compassie te geven, in plaats van afstandelijkheid en duisternis.
Doe je ding consequent en professioneel. Wees geen amateur.
Ja maar, het is een geldkwestie. Nee, het is geen geldkwestie. Het is mentaliteit.

Prevaleert in het Westen vaak de bewegwijzering, de uitleg, ontsluiting en openheid, in het Oosten lijkt het wel alsof men zich geen raad weet met het hebben en geven van overzicht. Men neigt naar fragmentatie, inconsequentie, geheimhouding en hermetische geslotenheid.

zaterdag 6 augustus 2011

Fred Oster is de kwismaster

Dan baken ik de borders af met bielzen. In mijn black-en-decker gemaaide gazon leg ik flagstones, zodat het tuinhuis met rieten dak bereikbaar is. Op de nok staat een windvaan in de vorm van een gans, zodat ik kan zien uit welke hoek de wind waait. Aan het eind van de middag ga ik aan de sherry die ik zelf uit een vat getapt heb bij de slijterij, mijn zoon krijgt een shandy, we eten een zak wokkels leeg met een dipsaus van mayo en ketchup. We gebruiken de Playboy met Jerney Kaagman als onderzetter. Moet kunnen. De pick-up van mijn AKAI-stereo-installatie speelt Oxygene van Jean Michel Jarre of Breakfast in America van Supertramp terwijl we in de erker zitten van thermopane op een vloer van oude walen. We hebben de vloerbedekking weggedaan toen we de zitkuil lieten metselen en meteen overal straatklinkers ingelegd. Als de zon bijna ondergaat laten we de jaloezieën neer voor de schuifpui, zodat we niet verblind worden. Ik kijk op mijn Seiko-quartzhorloge. Om half negen begint de Wiekentkwis. Op mijn witte SONY-Trinitron met tiptoetsen. Ik steek een Dunhill op. De Ford Sierra staat te glimmen op het tuinpad. Fred Emmer leest het journaal en Fred Oster is de kwismaster.

donderdag 4 augustus 2011

Sie gehen so anders (2)

Twee vrouwen uit Nederland zijn op reis in de DDR. In de trein op weg naar Berlijn zitten ze tegenover twee Oost-Duitse vrouwen met een netje appelen. De Nederlandse vrouwen praten honderduit en worden geobserveerd door de Oost-Duitsers. Één van de vrouwen kijkt in haar netje met appelen. Bij de controle door grenswachten van de DDR doen de Nederlanders hun best om zich niet te laten intimideren, wij hebben niets te verbergen. Hoe strenger de grenswacht kijkt, hoe uitbundiger ze praten. Kont tegen de krib. De Oost-Duitse vrouwen krimpen ineen, worden nog kleiner dan ze al waren. Wie het laatst lacht in de democratische republiek, lacht het best. Één van de vrouwen kijkt in haar netje met appelen alsof het bonbons zijn. De trein boemelt het eerste Westerse station binnen. Houdt halt. De twee Oost-Duitse vrouwen doen het raam open en kijken naar de mensen op het perron. Het is voorjaar. Gebiologeerd staren ze naar de mensen uit de Andere Wereld. Totdat één van hen zucht:"Gertrud, sie gehen so anders".

Opvoeding

Ze zat elke middag te wachten tot de gaarkeuken open ging. Zodra dat gebeurde keek ze in de pannen om te controleren waar de kleinste korrels in zaten. Hoe kleiner de korrel, hoe minder water, hoe groter de voedingswaarde. Ze kreeg 5 afgestreken pollepels in haar pannetje. En een stukje van iets dat brood genoemd werd. Ze liep over het kampterrein naar het hutje waar haar moeder, Tantan (tante Annie) en 2 zussen zaten te wachten. De rijst en het brood werden verdeeld over 3 maaltijden per dag.

Rechtop-Buigen-Rechtop de kampcommandant Sonei Kenichi die bij volle maan veranderde in een weerwolf en de vrouwen dan uren in de brandende zon op appel liet staan. Plus andere wreedheden.

Van het lofje, de zilveren 12-delige casette, het huwelijkscadeau dat haar moeder verborgen had voor de Japanners, de 'Jappen', werden lepels klaargelegd.
Zo aten zij hun rantsoen met zilver. Levertraan op de valreep meegenomen uit Holland voor de vitamines. En als toetje een voordracht van haar moeder van het pompeuze gedicht 'Scheeps-praet' van Constantijn Huygens, dat gaat over het vermogen de moed niet te verliezen.

De Nederlandse identiteit bestaat.