maandag 28 november 2011

Repeat

Ze huilde een half uur onbedaarlijk op The Power of Love van Frankie goes to Hollywood. Toen de muziek vals begon te klinken wist ze dat ze klaar was. Wat is het toch een kitschlied, dacht ze, terwijl ze het raam openzette en de wind haar schrale wangen aaide.

zaterdag 26 november 2011

Onze ouders

Veel van onze ouders leven nog. Je zou denken dat de meesten in tehuizen zijn geplaatst, maar dat is uit de mode. Dat was in de mode toen onze ouders 45 waren. Hun ouders werden over de rand geduwd -en lieten zich duwen- zijzelf klampen zich vast aan hun zelfstandigheid.
In de donkere villa kraken de traptreden minutenlang als de overgebleven man of vrouw zijn of haar bed opzoekt.
De eens bruisende huizen van de familie P. in Heemstede of de familie M. in Aerdenhout zijn niet in andere handen overgegaan. Dit is de tijd dat de die-hards hun huizen met hand en tand verdedigen. Ze zijn conciërges geworden. Schaduwen die geen licht nodig hebben, omdat zij alles op de tast doen. Ze zijn in gezelschap van de dochter (Maria H.) die toen ze 8 was tegen de centrale verwarming viel en werd geëlektrokuteerd. Of van de neefjes die Monopoly speelden in de serre. Of van de liefdes van hun leven die broers of zussen geworden waren, omdat de hartstocht ergens onderweg uit hun vingers was geglipt.
Ze zijn er nog. Nu. Over 10 jaar is het gebeurd. 
Dan is er geen gat meer in de schutting waardoor je het verleden kan zien. Waar je 50 of 60 jaar in de diepte kan kijken.
Waar de spullen zijn bevroren als in de kamer van een Groot Schrijver of van Anne Frank.

Mijn grootvader zat alleen op een kamertje van 3 bij 3. De zieke soeplucht van dat tehuis kwam je al voor de entree tegemoet. De verstikkende lucht van institutionele verzorging. De wurgende handen van de zorg om zijn nek die elke dag wat harder knepen tot het knap zei als bij een slachtkip.
Het domein van de dood, waar men de mens louter ziet als een samenklontering van vlees dat meer of minder in staat van verrotting is.
Ze zeiden dat hij geloofde, mijn grootvader, maar als ik hem uit het raam zag kijken, wist ik dat er voor hem geen verlossing was. Het infantiele idee dat na de dood alles goed zou komen, zorgde voor een miserabele interpretatie van datgene wat bestond, de kostbare laatste dagen van zijn leven.

Geestkracht is alles. Al geloof je in Kazachstaanse Tureluur. Het vlees moet zijn plaats kennen.
De vader van Louise, de moeder van Joanne hebben dat begrepen. Geloof is voor gevorderden. Bij de simpelen van geest is de kans groot dat Geloof hun hersenen tot gehakt maakt en hun leven tot een wachtkamer voor iets dat nooit komt.

woensdag 23 november 2011

Ochtend

De voorstad besprenkelt haar gezicht met een after shave van kerosine.
Geur van vooruitgang, vreemdgaan en kwaadaardige woekeringen.
De zieke kijkt gefascineerd naar zijn moordenaar. Een opstijgende Boeing.
Stijl als een paauw tegen de luchtdruk geleund. Roekeloze doodsengel. Vuurvogel die aankondigt. De zieke vindt het prachtig.

Scènes uit een huwelijk (afl. 321)

V
Waar ligt dat ding?

M
Welk ding?

V
Dat ding met die tandwielen.

M
Wat voor ding met welke tandwielen?

V
Dat ding dat altijd in die la ligt.

M
In welke la?

V
De keukenla.

M
Welke keukenla?

V
De derde.

M
De derde van boven of de derde van onderen?

V
Dat maakt niet uit. Het zijn er vijf.

M
Wat vijf?

V
Vijf lades.

M
Wat ligt er in die la?

V
Er liggen 10 soorten messen, oude pleisters, zilverpoets, een rol bakpapier en een blikopener in.

M
Nou, dan heb je het toch.

V
Wat het?

M
Je blikopener.

V
Kan jij mij vertellen hoe ik met een blikopener een fles wijn openkrijg?

M
Hoe moet ik begrijpen dat je een kurketrekker zoekt. Die heb je zelf opgeruimd. Jij moet weten waar die ligt.

V
Ik begin opnieuw. Waar heb je de kurketrekker voor het laatst gezien?

M
Wie is hier de kurketrekker? Jij of ik? De laatste keer lag hij op het randje.

V
Welk randje?

M
Het randje boven het aanrecht.

V
De vensterbank?

M
Nee, bij de afzuigkap.

V
Waar bij de afzuigkap? Op de afzuigkap?

M
Nee, bij de afzuigkap. Daar waar de afzuigkap bij de muur komt.

V
Aan de kant van de wasbak of aan de kant van de vaatwasmachine?

M
Waar de waspoeder staat.

V
Er staat geen waspoeder.

M
Nu misschien niet, maar waar die altijd staat.

V
Daar ligt niks. Er staat alleen een lege vaas.

M
Hoe weet je dat die vaas leeg is?

V
Er staan geen bloemen in.

M
Heb je erin gekeken?

V
...

M
Kan je erin kijken? Wat zie je?

V
Bonnetjes.

M
Dan moet je onder die bonnetjes kijken.

V
Ik kan niet onder de bonnetjes kijken want de bonnetjes zijn niet doorzichtig.

M
Dan keer je de vaas om.

V
...

M
En?

V
Wanneer kom je thuis?

M
Heb je hem?

V
Ik moet ophangen, er wordt gebeld.

dinsdag 22 november 2011

Rembrandt

De vrouw:
Ik was laatst met een vriendin in Amsterdam. We komen uit het Centraal Station, aan de voorkant. Het is lente, blad nog in de knop, koud en het regent.  We moeten naar een toneelvoorstelling. 7 uur 's avonds. Wind waait hysterisch uit alle hoeken. Mensen zoeken een veilig heenkomen. Er staan 3 Bulgaren te spelen op het Stationsplein. Niemand slaat acht op ze, maar ze staan te toveren. En wij horen het. We blijven. Ik kijk naar hun kleding. Veel traditioneel rood en blauw. En de grauwe stad daarachter. Ik zeg tegen mijn vriendin: "Blijf jij hier wachten, dan ga ik Rembrandt erbij halen." Ik ren via de Prins Hendrikkade naar de Jodenbreestraat. Ik klop op de deur. Na wat gestommel doet hij open. Wat doe je hier, ik heb het druk. Nee, je moet meekomen, er staan 3 Bulgaren bij het station te spelen, dat moet je gezien hebben. Morrend loopt hij terug zijn huis in en komt naar buiten met een krukje, een vel papier en een pen. Verfspatten op zijn handen, in zijn gezicht en haar. Bij de Bulgaren begint hij meteen te schetsen. Nog geen uur gaat voorbij. Dan pakt hij plotseling zijn bullen, groet ons en vertrekt. Hij bedankt mij niet.
De laatste keer dat ik hem zag vroeg ik hem: Mag ik die tekening hebben? Nee, die krijg je niet.

Beetje Stout

Als de conducteur zegt: "Goedemiddag Dames en Heren, Jongens en Meisjes" moet ik altijd denken aan kindertelevisie. Dat "Jongens en Meisjes" is niet alleen overbodig, maar ook een uiting van anarchisme van de arbeidersklasse. (In de microcosmos van de treinstellen bepaal ik wat er gezegd word.) Flauwe Leut. Conducteurs zijn de beetje stoute kinderen van de aangepaste wereld. De vrolijke slaven van de dienstregeling.

dinsdag 15 november 2011

Exoten

Ik ben even in Amsterdam. Ik heb een afspraak in het Klaprozenmuseum aan de Temeijerweg in Noord, maar eerst ga ik koffiedrinken. De trap af bij perron 1, naast de fietsenstalling. Frank Govers met een gevolg van 16 jongemannen loopt de trap op en vliegt in de richting van de trein naar Zandvoort.
Het Damrak is geschaakt door onbenullige winkels, die je naar de overkant dwingen. De rondvaartboten, dat is een entree. De cost gaet voor de baet uyt. Amsterdam is poëzie, maar die moet wel verdiend worden. Het visitekaartje is gegeven.
Het dragen van een ringbaard is voorbehouden aan kapiteins, chemici en psychopaten. Het zal wel met de biotoop te maken hebben. Zo zien beginnende vissers en conducteurs allemaal gasten om zich heen met oorringen. Dan wil je op een dag zelf ook een oorring. Wat is de biotoop van de psychopaat?
Ik loop langs de beurs, de etalageruiten van de Bijenkorf en buig flauw naar links in de richting van de Nes. Op het terras voor de Brakke Grond zit Martin Bril met een vrouw aan de Hoegaerden. Voor Frascati staat Ischa ruzie te maken met een jonge journalist. Camilla Sylvia fietst langs, Ischa roept 'lekker ding'. Zijn stem galmt tegen de gebouwen. Hij is bij Lyppens te horen. Ik kijk in de etalage en zie dat Ina van Faasen een ring past en door Meneer Joost zelf geholpen wordt. Steek het Rokin over en wordt bijna overreden door Theo van Gogh met zijn zoon in een babyzitje aan het stuur. Zijn buik komt onder zijn t-shirt uit. Hij rookt niet.
Er is boekenmarkt op het Spui. Simon Vinkenoog staat te bladeren in een fotoboek van Ed van der Elsken. Bij Atheneum kijkt Yehudi Menuhin over een boekenkast door de ramen naar een zwarte Steinway bij Goldschmeding. Bij Hoppe slaat Heineken een Bokma achterover. Aan een tafeltje zit Max Heijmans voorbijgangers te observeren.
In de Singel zwemmen nijlgansen. Exoten.
In café de Pels zit Yo Cabaretty aan de oude klare. Ik steek de Keizersgracht over en loop in de richting van de Leidsestraat. Op de hoek van de Leidsegracht zeilt Ton Lutz langs in zijn kaki-kleurige diplomatenjas in de richting van de Toneelschool, nummer 428. Aan de overkant zie ik GBJ Hilterman zijn bordes oplopen en in de gracht vaart Ramses in een bootje. Hij blaast op een scheepstoetertje.
Rechtsaf de Leidsestraat in en meteen weer links de Kerkstraat. Bij de Vijzelstraat struikel ik bijna over Cor Witschge en Huib Bruis die uit café Kerk komen. Ik kijk Gerard Thoolen op de rug. Hij loopt in de richting van het Amstelveld. Het terras bij Kort zit vol.
Ton Lensink zit te mopperen achter een dagsoep. Martin Brozius is te laat en verontschuldigt zich hijgend.
Rogier van Otterloo en Frans Halsema roken. Joop van Tijn leest. Donald Jones is zijn portemonnee vergeten.
Conny Stuart, Cor Lemaire, Harry Bannink en Annie MG Schmidt zingen Je vader is naar Venus.
Pim Fortuyn heeft een tafeltje voor mij vrijgehouden.
Vanuit de zaak schreeuwt iemand keihard: waar bemoei je je mee!

dinsdag 8 november 2011

De Gezusters Kip

De Gezusters Kip, mijn onderburen op de berg, hebben mij gevraagd wat beuk te zagen. Kan ik langskomen als het me schikt? Ja.
Vanochtend bij de zagensliep langsgeweest, die doet kettingslijpen in een handomdraai voor omgerekend anderhalve euro. De zagensliep is een heremiet die tijdens kantooruren in een ruimte van 2 bij 4 zit te wachten op klanten. Ik vind het een wonder dat iemand zulk werk kan doen zonder kierewiet te worden. Hij schijnt er wel bij te varen, er hangt zelfs geen verdachte geur in het hok.
Vanmiddag arriveerde ik 500 meter lager bij de buurvrouwen.
Ze komen naar buiten als schichtige witte konijnen. Nee vandaag niet, want gisteren ben ik doorgewaaid. Dit is Pools voor ik heb last van mijn hoofd omdat ik te lang in de wind heb gestaan. Nou dan niet, glimlach ik. Ook ik ben flegmatisch geworden. Vroeger had ik allemaal toestanden gemaakt over afspraak is afspraak en het zijn wel mijn vrije uren, maar die strategie werkt hier niet.
Halina Kip glimlacht terug en ik zie dat ze haar tanden heeft laten doen. Ze heeft zich een nieuw gebit aangemeten. Het ziet eruit als dezelfde spijkerbroek bij iemand die 20 kilo is afgevallen.
We hoorden gisteren dat je zaag zo'n raar geluid maakte. Het toerental klopte niet. Ja, dat kan zijn, excuseer ik me bijkans. Ik heb te weinig olie bij de benzine gedaan. Maar ik ga zo nog wat bij mezelf zagen, dan zullen jullie horen dat het beter klinkt.
Ja, dat doen we.

zaterdag 5 november 2011

Commandeur in de Orde van het Buigend Riet

Plotseling zit ik aan tafel naast een jongen die ik 40 jaar niet heb gezien. Plotseling maar niet toevallig, want mijn moeder is aan het doodgaan. Mijn zoon heeft dezelfde voornaam, maar is niet naar hem vernoemd. Hij was gisteren, 40 jaar geleden, 4, en stonk naar urine. Hij had een zindelijkheidsprobleem. Nu is hij zindelijk en ruikt naar reukwater van de moderne tijd waarin alles van geleend geld kan worden gekocht. Onze moeders zijn elkaar blijven spreken en daarom zitten wij aan dezelfde tafel. Hoewel hij niet mijn schoolvriendje was, maar de broer van mijn schoolvriendje dat altijd de baas over mij speelde, maar door wie ik mij toch graag liet commanderen. Hij, zijn broer, die niet aan tafel zit, is doorgegaan met commanderen en ondernemer geworden. Ik ben zelf ook gaan commanderen en regisseur geworden. En als ik niemand heb om te commanderen, commandeer ik letters op papier. Nee, ik heb graag de illusie dat ik commandeer, om niet te hoeven denken aan hoe de Tijd onze levens wegzuigt. Maar zo praten we niet, dat is niet te doen. Voor het gemak praten we alsof we het eeuwige leven hebben.