woensdag 30 mei 2012

Discriminatie

In het begin van de jaren 90 was mijn vrouw de eerste nieuwe Pool in Amsterdam. Oude Polen waren in het holst van de nacht achter het ijzeren gordijn vandaan gekropen, toen het Oostblok nog stijfstond van het Stalinisme. Een professor, een filmregisseur en een clown.
Toen we later in het bollengebied neerstreken, hoorden we in de C1000 andere Polen achter de schappen. En als je niks hoorde, kon je het meteen zien: een Pool is altijd in een groep, is oplettender dan een Nederlander, gewend aan de fluctuaties van de conjunctuur. Over de pot pindakaas die er vandaag staat kan morgen geen herinnering meer bestaan. Men beweegt schichtiger, dierlijker dan een Nederlander. Een Nederlander let niet op. Dronken van de gratis koffie leunend op zijn winkelwagen heeft hij vage gedachten over naar welke ziektekostenverzekering hij zal overstappen.

Nog later verlieten wij Holland. Af en toe komen we een weekje terug. We logeren dan in Sollasi, zo'n huisjespark in Noordwijkerhout, waar het wemelt van de Polen.
Hoe we dat weten?
Je loopt langs de achtertuinen. Bij de schuiframen zitten vrouwen gehurkt te roken. Met sloffen in het natte gras. Samenzweerderig kijken ze op wie er voorbij gaat. En wenden zich weer tot hun eigen kring. Het rooksignaal van de vrouwen-verzamelaars kringelt meters in de hoogte.
In de hoogte waar een Boeing boven de Noordzee klimt naar 30.000 voet.

zondag 27 mei 2012

Big

[Transcript van een meesterlijke commercial voor Barclays (bank) uit 2000 met Anthony Hopkins, regie Tony Scott (broer van Ridley), schrijver onbekend. Onder het transcript de link naar het filmpje.]

What is this about big? 
You know, seeing the big picture, having the big idea, clinching the big deal. Nobody wants to clinch the little deal, who wants to do that? To be a little-deal-clincher, a small shot. No, when you going to get a burgy, you wanna big mac. When you go to the funfair, you ride a big dipper. You turn on the TV and you see a big bird or you're afraid of the big bad wolf.
When I was growing up I wanted to be the big man, I never wanted to be the little man, even the little man wanted to be the big man.
When you go to a America you go to the big apple, not the little apple.
When I get up in the morning I want a big breakfast, I want my girl-friend to say 'good morning big boy', to which I reply: 'a good big day today, a big meeting with the big chiefs from the big studio, it's a big time for the big bucks' and she would turn to me rolling her big blue eyes and say 'big head'. I (...?) and say 'what's the big deal?', give her a big kiss and get into my big car and set out for the big wide world, she would give me a big wave, close the door of our big house, look in the mirror and ask herself 'does my bum look big in this?'
And in my big meeting I turn to one of the big hitters and say 'I love this movie, it's gonna be big, there's only one small problem: my fee. I'd like it to be, ehm, what's the word..'

link naar filmpje

Onbekendegracht

Toen ik mijn opleiding tot regisseur had afgerond, woonde ik een paar jaar op de Onbekendegracht, 1hoog leunend tegen de achterkant van Carré.
Ik kwam er nooit.
In Polen zeggen ze 'een schoenmaker loopt op versleten schoenen'.
En toen ik later in De Zilk woonde, onder de rook van de Noordzee, ben ik nog nooit zo weinig naar het strand gegaan. 
Als je iets hebt, heb je het niet meer nodig, is de drogredenering.
Ik kwam dus nooit in Carré, maar ik zat wel op de eerste rang van de artiesteningang.
Met kerst hadden we kooien met tijgers op 7 meter zoals de mus vliegt. Gratis gebrul en gratis geur uit de tijd van de holbewoners.
Toen Herman van Veen optrad probeerde ik hem elke avond te betrappen in het loopje vanaf zijn auto naar de ingang en vice versa, maar artiesten bepalen hun eigen zichtbaarheid. Ik zag wel zijn groene Jaguar, maar Herman nooit.
Toen Shirley Bassey optrad was elke avond de finale met 'This is my life' woordelijk te volgen, mijn verdieping was een extra klankkast, de bassen deden mijn knieën knikken.
Toch werd ik een keer uitgenodigd. Voor het kerstcircus. Maar toen er 15 minuten na aanvang een depressieve albino-olifant kunstjes moest doen zijn we met zijn drieën weggelopen. Een deurtje verderop. We moesten de hele avond huilen. Aan mij heeft het niet gelegen.

zaterdag 19 mei 2012

15 ziektes

Totdat ons huis af was woonden we in een flat. De Polen noemen het een blok. En dat was het ook. Drie kabouterkamers, een keuken en een badkamer. Tijdens het communisme neergezet van wat voorhanden was. Stoffig beton, radioactief staal, ramen die je niet open kon doen omdat ze anders uit de kozijnen vielen en een asbest-achtig paadje voor de buitendeur. Een donkere marteltrap waarbij elke trede een andere hoogte had met een leuning die alle kanten op kronkelde geschilderd in gifgroene cadmiumverf. Op de balkons die niet waterpas waren mocht je niet komen vanwege afbraakrisico.
Vertrouwde Oostblok-kwaliteit.
De staat zal gedacht hebben: ze moeten wonen, maar ze mogen het niet in hun bol krijgen.
Wij waren nog maar met zijn drieën en later met vier. Het is ons gelukt ons daar voort te planten. Of misschien is het juist het ongemak dat ons tot voortplanten aanzette.
Boven ons woonden ze met zijn zessen. Ook een gezin, maar aangevuld met de ouders van de man. Met overal hoogpolige kleden aan de muur en op de grond. Een Pools paleis. Een hermetisch universum.
De moeder van die man, de oma van het gezin had 15 ziektes.
Elke oudere vrouw -boven de 45 ben je oud- heeft minimaal 11 ziektes, anders kun je niet meepraten. Op de keukentafel stonden 32 pillendoosjes, flesjes en recepten om de voorraden aan te vullen. De zieke vrouw liep elke dag vief de treden op en af. Haar lichaam kende de hoogteverschillen van buiten, dus ze struikelde nooit. Ze scharrelde wat in de moestuin en kwam terug met een komkommer en een wortel. Of ze ging verhaal halen bij de jonge dorpsarts.
We stonden op goede voet en altijd vroeg ik naar haar gezondheid. Ze veerde dan op, want de andere buren waren uitgepraat. Ach, het moet maar, zei ze dan en een glimlach kon ze niet onderdrukken.

Iedereen wist dat wij er niet bijhoorden. Wij hadden de luxe dat we op zekere dag konden vertrekken. Jaren later zag ik haar lopen in de supermarkt. Hoe gaat het. Ach, zei ze, alles wat beter gaat wordt verneukt.

November

[transcript van een TV-interview met Richard Burton in de Dick Cavettshow over zijn alcoholverslaving, juli 1980]

Dick Cavett
I guess what I want to know is, how do you know when you are in trouble?

Richard Burton
I think that..nobody quiet knows which drink it is that takes him over the edge of being merely a social or hearty laughing drinker into a morose and hangover wretched creature who shakes and creaks and sweats and has nightmares and it is always november and it's raining and it's three o'cłock in the morning and there's nowhere to go and you reach out for a cigarette and smoke and think of all the horrible things you've done in your life and all the shame, all the shames you've endured and suffered and the shame you gave other people, all the wrongs you've done other people. I don't know if alcoholics can put it as eloquently as that usually, they can just say I just stared out of a window for two years and ehm... it is... I... believe me... the question of being an alcoholic, I'm not quiet sure if I am one, but if I am not one I am very near, I am right on the edge of being one, it is not a laughing matter it really is not a laughing matter

(...)

and I think...no I can't say that I've beaten it because as Jimmy Preston, who was a dear friend of mine wrote me a short but very eloquent letter once some years ago when I was in trouble with drink he said don't forget that drink...and he used the analogy of a boxing match that you're always fighting, you're always fighting and the other fellow is booze and you evade him you evade him and one of these days as you evade him he's gonna nail you right on the chin down you go. So it's a continual fight, everyday it's a fight. When you get through the day and you finally put your head on the pillow when you sleep you say I've beaten that boxer for yet another day. So for the rest of your life you're stuck with that shadowy figure always always coming at you always coming at you and there is every conceivable excuse to take a drink. I got bad notes I take a drink I got good notes I take a drink

(...)

vrijdag 18 mei 2012

Charisma

Toen de Nationale Beroemdheid Ella Gramzaad op zekere dag de aarde verliet viel er een blad op de stoep van de kastanje aan de Voortweg.
Een bestelbus stopte voor het stoplicht. Een bakker trok zijn broek op. Een politicus keek in de spiegel. Een aalscholver trok een poot in. Een scheur in het poolijs kraakte. Een zieke telde zijn pillen. Een rollator reed over een voet. Een musicus knipte zijn wenkbrauwen. Een donor ging voor iemand staan. Een kikker kauwde op een libelle. Een ober nam een nieuwe pen. Een dikke man tastte naar zijn gesp. Een kind zette zijn voet op een fietspedaal. Een cameraman pakte een tissue. Een slagboom bleef dicht. Een boer staarde naar zijn tandenborstel. Een natte handdoek bewoog aan de waslijn. Een platvis ging naar links. Een meisje liet haar telefoon los. Een zwakzinnige haalde adem.

woensdag 16 mei 2012

Het woord bestaat

Mijn oom leidt mij rond in zijn tuin. Dit is een vast punt op de agenda. Altijd als ik aan kom waaien moet de tuin even getoond. En altijd lopen we tegen de klok in. We beginnen bij de vijg, de kippen slaan we dit jaar over. De moestuin met aardappelen. De waterpomp, 10 meter diep. Dan het prieeltje, dat heeft hij opnieuw gewit met roestwerende verf. De klimroos is teruggesnoeid, maar hij begint weer. De sering heeft van de winter een opdonder gehad. En na de warme dagen van eind maart ging het weer vriezen, toen is er een hoop stukgegaan. Koud is het nog steeds, maar alles begint uit te lopen. De composthopen achterin. De catalpa, maar of het een catalpa is, dat weet hij niet zeker. Dan lopen we achter de vijver langs, de sluipmoordenaar, die toen de kleinkinderen kwamen preventief is drooggelegd.
De houtopslag, stammen van 1 meter lang, wilg of beuk. Hij heeft geen houtkachel, zijn zoon wel. Nog meer opslag, reserve dakpannen onder een zeil, op een paar pallets. Een houtwal van korte stammen eik. Hij heeft de beuk gekandelaberd, zegt hij.
Bestaat dat woord of heb je het zelf bedacht. Mijn oom is een gelovig man. Het woord bestaat, zegt hij.
Dan de rodondendrons, die tot aan de straat doorlopen en die om het jaar moeten worden teruggenomen. De schuur met het gereedschap. Een andere catalpa, maar een echte.
De eik die Napoleon en Hitler hun tanden heeft zien stukbijten op het eeuwige Rusland.

maandag 14 mei 2012

Weg van Ongenade

Op een mooie Pinksterdag gaat meneer Blom met zijn dochtertje (Dieuwer) van 4 een stukje fietsen. Ze heeft nog zijwieltjes, maar het idee is om terug te komen zonder.
Er staat geen wind, de tulpen zijn uitgebloeid. Dieuwer heeft een roze fiets zonder bel, maar met een toeter van de HEMA. Een bel vond ze truttig.
Niet dat Dieuwer zo'n mannelijk typje is, integendeel. Maar als Dieuwer iets wil dan is ze niet voor andere meningen vatbaar.
Op de hoek van de Weg van Ongenade en de Onderduikersweg stoppen de twee. Vader haalt gereedschap tevoorschijn en sleutelt de wieltjes eraf. Hij heeft een fietstas, daar gaan ze in. Zijn fiets ligt langs de kant in het gras. Nu gaat hij naast haar lopen.
Voor je kijken en stuur recht houden, als je je evenwicht verliest, tenen op de grond. Dieuwer is een natuurtalent. Ze rijdt een stukje, stopt en gaat dan weer door. Pa kan het bijna niet meer bijhouden, zo goed gaat het.
Dieuwer fietst midden op de weg, dat kan wel, verkeer hoor je van ver aankomen. In de buurt van de Pilotenweg kan Dieuwer fietsen en vader roept draai maar om. Hij kan niet meer. Hij moest eens wat aan sport gaan doen. Die buik moest er nu maar eens af. Dieuwer is gedraaid en blijft nu naast haar vader rijden die met haar mee wandelt. Zijn hart bonst in zijn keel. Dieuwer knijpt in haar toeter, hij schrikt, het geluid schalt door de Noordoostpolder. Iedereen is wakker.
Dieuwer betekent beschermer van het volk. Pinksteren betekent uitstorting van de Heilige Geest. Ongenade betekent wat het betekent, maar is krachteloos bij kleine meisjes.

vrijdag 11 mei 2012

Land uit Zee (2)

Het boekje gevonden bij de Slegte in de Grote Houtstraat te Haarlem, voor 3 euro 75.

Hieronder vermeldenswaardige onderteksten bij de foto's.

1. De visser van de Zuiderzee.
4. IJs of geen ijs, er moet gevaren worden.
5. In het Zuiderzeemuseum te Enkhuizen gaan de vissersboten voor altijd voor anker.
8. Zó viert men bruiloft op Marken.
9. Hope der toekomst in de dracht van het verleden. (Marken)
13. De Schreijerstoren in Amsterdam, vroeger afvaartplaats der Oostinjevaarders over de Zuiderzee.
20. Hindelopen, niet door de onrust der tijden beroerd.
21. De klederdracht handhaaft zich het langst bij de vrouw. (Urk)
24. De Vlieter in de Afsluitdijk wordt gesloten, in een harde strijd met de sterke stroming.
25. Een werkeilandje, dat later in het lichaam van de grote Dijk zou opgaan.
26. Machtige sluizen in de Afsluitdijk
27. De Afsluitdijk scheidt zee en meer.
28. Ook de Wieringermeer is dienstbaar aan het snelverkeer tussen de Nederlandse provinciën.
29. Nauwkeurig wordt geviseerd om de landmerken van een nieuw gewest uit te zetten.
31. Kennersblik bestudeert het grondmonster uit de boor, waarbij Urk de helpende hand reikt.
32. De keileemgrijper lost de lading, die de polderdijk zal sluiten.
33. Hier spuit men dijken.
34. Onweerstaanbaar groeit de dijk naar de einder.
35. De baggermachine in vol bedrijf.
36. Zandzuiger in actie, getoomde en geleide kracht.
37. Het is zover, de dijk is dicht.
38. Het maken der rijshoutbekledingen gebeurt met de hand.
40. De dijkafdekking vraagt een zorgvuldige hand.
41. Bazalt als verzwaring van de dijk.
45. Strak en sober, het voltooide gemaal 'Wortman'.
48. Het water is teruggedrongen. Onwrikbaar ligt de dijk.
50. Pioniers der begroeiing op de maagdelijke grond van Oostelijk Flevoland: moddermelde en kamille.
51. De polderbodem, week nog als het water wijkt, is spoedig ingedroogd en gescheurd.
52. Het land valt droog. Haver en gerst kunnen worden ingezaaid.
53. De greppelploeg 'De Spekhaak', bezig in Oostelijk Flevoland met zijn eerste 1000 km greppel. (Noordoostpolder: 18.000 km!)
54. De greppelgrond moet nog worden geëgaliseerd vóór de inzaai.
55. De bulldozer kan bergen verzetten!
57. De mechanisatie is het kenmerk der moderne ontginning.
58. Heel het raderwerk staat stil, als zijn machtige hand dat wil.
59. Een minder diepgaande behandeling: het eggen.
63. Er zijn niet alleen paardekrachten in het nieuwe land, er zijn ook paarden.
64. De agrarische luchtmacht bespuit het koolzaad.
65. Veeteelt wordt in de Noordoostpolder aan de randen gevonden.
67. De 'combine': zij maait, zij dorst.
68. Voor het vlastrekken met de hand zijn veel mensen nodig.
69. Nog een de 'combine': mens, sigaret en machine.
70. 't Zijn sterke schouders, die de weelde van een zak poldergraan kunnen dragen.
75. Het monteren van een landbouwschuur met geprefabriceerde elementen.
82. Ruime buitenwijken van Emmeloord.
83. Het is vol op de Emmeloordse markt met polderbewoners van allerlei herkomst.
84. Verkeersdrukte in de 'Lange Nering' te Emmeloord.
87. Het moderne postkantoor te Emmeloord zorgt voor de communicatie.
89. Beeldende kunst bij de ingang van de schouwburg.
91. Touwtje springen op de voormalige zeebodem.
93. In het dorpsplan van Marknesse is de Ned. Herv. Kerk een belangrijk element.
94. In het vlakke land van de polders wijzen de kerktorens naar boven...

Land uit Zee

Zwart wit. Kantklossende vrouwen in klederdracht in een Saartje-keuken. Een eenzame man in een drollenvanger met een bolknak in zijn bakkes, uitkijkend over het water. Het gegroefde gelaat van een oude man aan tafel lezend in de bibel. Hijskranen die modder storten in de Zuiderzee. De twee zeeën die zich verzetten om van elkaar te worden gescheiden. De stroming spoelt alles weg wat er in wordt gegooid, lijkt het. Blind wordt er doorgestort. De zee wordt twee. De stroming dooft uit. Er wordt gejuicht. Burgemeesters, burgers en buitenlui slaan elkaar op de schouders. Hoeden vliegen door de lucht. Het beest is genakt. Niet genekt, maar geknakt. Friesland is geen land meer, maar een provincie. Een visser die trots een kabeljauw toont met een glimlach zwarte tanden. Een poppenhuiskindje dat tussen haar tante en haar moeder loopt in een autoloze straat. Twee bevriende boeren lachend achter een oude klare in de opkamer bij de servieskast met het tafelzilver.

Dat zag ik in een boek 40 jaar geleden. We maken schoon schip in het ouderlijk huis. Ik vraag mijn moeder naar dat boek, titel Land uit Zee. Ze weet het niet. Misschien uitgeleend aan een buurman en nooit teruggekregen. Wie zal het zeggen. Het geheugen begint te rafelen. Maar hoe leg ik aan mijn zonen uit wat Nederland is?

dinsdag 8 mei 2012

Majesteit

Ik woon ergens anders. Net als een Turk heb ik een satellietverbinding met het moederland. Geen doorwaadbare plaats voor koeien, maar een navelstreng met de moerassen aan de Noordzee.
Op hoogtijdagen, zoals 4 mei, gaat de televisie aan. Mijn gezin heeft de praatziekte. Iedereen lult de hele tijd door elkaar. Als de één begint, begint de ander ook, en nog één en nog één, tot iedereen geluid maakt. Maar op 4 mei, zo'n paar minuten voor 8, moet iedereen zijn tetter houden.
Men kijkt mij verbaasd aan, papa kijkt naar de Dam. Ik word uitgelachen, maar de liefde is groot genoeg om toch te kunnen zwijgen. Soms komt er zelfs één naast me zitten.

Ik zie majesteit met haar gevolg naar de obelisk lopen. Het begint. De wind waait door de haren van blonde meisjes die elkaar vasthouden. Een oude man die eruit ziet als Johannes de Doper is blijkbaar door de beveiliging gekomen. Ook zijn grijze hooihaar wordt bewogen door de wind. Een vrouw met de Israelische vlag om haar nek, stond vanmiddag zacht te huilen bij het zigeunermonument en huilt hier nog.
Het is stiller dan ooit. Iedereen is gespitst op een damschreeuwer, maar de stilte vloeit als een zachte hand over het plein.
Ik zit op de bank in Polen en zie de plek, waar ik, 4 jaar oud, de duiven mocht voeren uit een puntzak vol zaadjes. Ik weet hoe warm de kinderhoofdjes van de Dam zijn als de zon erop staat.
Dan is het over. Het volkslied vliegt me zoals altijd naar de keel. Ik ga er verder niks over zeggen. Ik wilde dat wel, maar dat werd pathetisch-patriottische prietpraat, dus dat heb ik doorgestreept. Nog 1 poging dan: Het zijn wortels die diep in de ziel doordringen en waar je niks over te zeggen hebt. Het domein van de instincten.

Majesteit staat. Majesteit groet de eerste kransleggers met een voorzichtige glimlach. Majesteit is veranderd in een uil. Een lieve wijze uil, die bij elke begroeting een willekeurig ooglid laat zakken en ziet dat het goed is. Een noordelijke buddha in wie de meebewegende onverzettelijkheid ons vertelt wat een Nederlander is. Of zou kunnen zijn. Nederland heeft een moeder. Een koningin. Geen gespeelde, maar een echte.

zondag 6 mei 2012

Op het leven

In mijn huis is een muur die schreeuwt om een tekst. De muur is aan een kant van het trappenhuis, bij een raam met uitzicht op een bos. Ik ben al maanden allerlei teksten aan het lezen die mogelijk geschikt zouden zijn om erop te zetten. Er is een website muurgedichten.nl waar inspiratie uit te putten is. Het valt me op dat veel muurgedichten niet gemaakt zijn voor de muur, maar erop terecht komen omdat ze lekker kort zijn, wellicht iets met de straat te maken hebben of met intimiteit, die juist een contrast vormt met de openbare ruimte.

Hoe dan ook, ik zou willen dat mijn muurgedicht voldoet aan de volgende criteria.
-het moet tot denken aanzetten. Je moet erop kunnen kauwen. Ook als je er de honderdste keer langsloopt moet het nog de aandacht trekken.
-het moet energie geven. Ik wil niet naar een gedicht kijken waar ik op leegloop.
-het moet op de muur thuishoren, zoals een oproep, uitroep of hartekreet.
-het moet niet te literair zijn. Ik wil niet dat de toevallige lezer zich buitengesloten voelt door het taalgebruik. Hij moet de woorden kunnen snappen. Of hij de gedachte die erachter zit snapt of aanvoelt, dat is de reis die ieder voor zich moet gaan. Maar als hij het niet vat weet hij in elk geval dat het niet de woorden zijn die het begrip in de weg staan.
-het moet niet schreeuwerig zijn. Niemand leest graag geblaf.
-je moet het gevoel krijgen dat de muur spreekt, niet een dichter wiens gedicht op de muur is gezet.
-al min of meer gezegd, maar het moet inspireren, mobiliseren en activeren.

Zoiets als dit:

L'Chaim

Voor de moedige, die leeft omdat hij sterven kan.
Voor de arme die alcohol, sigaretten en God nodig heeft om het vol te kunnen houden.
Voor de zieke die door het noodlot werd aangewezen.
Voor de doden die wij elke dag deerlijk moeten missen.
Voor de levenden die bij ons zijn maar die we niet bereiken kunnen.
Voor de radeloze die alles begrijpt maar niet verlicht wordt.
Voor de natuur waaruit we voortkomen.
Voor de muziek die ons hart verwarmt.
Voor de levenslust die ons optilt en ons laat vliegen.

Mijn vrouw vond het mooi, maar geeft toch de voorkeur aan een lege muur.