zaterdag 30 juni 2012

De koffer

Ik word afgehaald van het station. Bij het kruispunt van de Zandvoortselaan met de Heereweg, realiseer ik me dat mijn koffer nog in de trein staat. De trein is allang doorgereden en aan het afremmen voor Hillegom. Ik weet niet wat er in de koffer zit. Dat kan ik me niet herinneren. Sokken en boeken, zoiets. Maar misschien ook wel iets anders. Iets belangrijks. De koffer was niet nieuw, al weet ik niet meer waar ik hem gekocht heb. Ik zal hem wel cadeau hebben gekregen, ik was vorige week jarig. Naar Den Haag CS scheuren heeft geen zin. Het station bellen, naar wie? Het is avond, wie werkt er nog? Een halvegare perronwachter die op zijn horloge zit te kijken. Het is een blauwe koffer, een zwarte koffer, met wieltjes eronder, van die metalen ronde dingen, kogels, geen wieltjes. Hij is afgewerkt met van die metalen, plastikken doppen, noppen, spijkers, je weet wel van die koppen, schroefdoppen. Hij is veel lichter dan hij eruit ziet en helemaal voor wat erin zit. Wat er in zit? Boeken, boekjes, tijdschriften, nee geen boeken, 1 boek en een foldertje en voor de rest oude kleren, gedragen kleren die in de was moeten.
En er zat nog iets in. Ik kan er niet opkomen wat het was. Ik heb het er vanmorgen nog ingestopt, gisteravond, dat weet ik zeker. Het was zo belangrijk dat de koffer niet dicht wilde. De koffer was loodzwaar. Niet te tillen. Ik had hem op het balkon gezet. Hij viel om bij elke beweging van de trein. De koffer had een verhoogd zwaartepunt. Op een gegeven moment had ik zo genoeg van het omvallen dat ik in de coupé ben gaan zitten kletsen. Dat doe ik normaal nooit, maar er waren een paar gewillige wildvreemden die maar al te graag met mij wilden kletsen. We kletsten dat het een lieve lust was, mijn oren vielen bijkans van mijn schedel van het onbehoorlijke getetter. Het ging totaal nergens over, maar we gingen steeds luider kletsen, we schreeuwden de hele coupé bij elkaar. Totdat degene tegenover me zei 'dit is toch jouw halte? Ik keek uit het raam, Heemstede-Aerdenhout. Ja, bedankt en ik nam een snoekduik het perron op. Tevreden rende ik de trap af, dat het toch allemaal gelukt was, terwijl mijn oren nog nasuisden van de kletspartij. De ramen stonden open, ik kon ze horen lachen. Ja, lachen jullie maar. Het is een verademing om in de auto te stappen, het is een benauwde avond, de limousine beschikt over geavanceerde klimaatbeheersing. Mijn afhaler is de rust zelve en ook dat is een verademing na het idiote geklets van daarnet. We zoeven over de Zandvoortselaan. Dit lijkt wel een vliegtuig. Jezus, wat heb ik een dorst.

donderdag 28 juni 2012

Hemels

Mijn buurman is een oude man met een grijze baard. Hij woont in een kapitale villa bovenop een berg. Het is een frisse oude man, de frisheid van iemand van 30, geen kilo teveel, hij ruikt naar naaldwoud en sinaasappels. Hij moet de honderd zijn gepasseerd.

Elke week krijgen we van hem een mand fruit, groente, vlees en noten.
We wilden hem iets teruggeven, maar dat accepteerde hij niet. Hoe wij ook aandrongen. Hij vroeg ons te doen als hij. Als je iets terug wilt doen, geef dan iets van jou aan een ander. Ik hoef niks te krijgen, ik heb alles al. Dat deden wij. Maar op een gegeven moment waren wij door onze oude kleren heen, we hadden geen moestuin zoals hij, en stopten onze giften aan arme sloebers beneden in het dorp.

En hij ging maar door met geven. We konden onszelf niet anders zien dan als beesten die zich stortten op al dat lekkers en het zo snel mogelijk opvraten.
Het maakte ons radeloos. Tot we ons op zekere dag zo schaamden, toen we hem met een volle mand verse heerlijkheden zagen aankomen, dat ik naar buiten liep en hem vroeg om zijn handeltje weer mee te nemen. Sorry, we kunnen het niet meer aannemen, we voelen ons er enorm ongemakkelijk bij. Hij zei dat dat niet hoefde, dat voor hem het juist plezierig was om te kunnen geven. Het eindigde met dat ik hem bedankte voor zijn generositeit, maar dat we echt een pauze moesten inlassen. Dat respecteerde hij, maar hij keek er zeer verdietig bij en hij keerde huiswaarts.

Weken gingen voorbij. We merkten dat ons besluit onze schaamte had opgelost, maar gelukkiger werden we er ook niet van. Het gezicht van de oude man toen we zijn giften afwezen, bleef ons achtervolgen. En langzamerhand werd ons duidelijk dat dit toch ook niet de oplossing was. We kregen een idee. Als we het eens zo zouden doen: we zouden datgene uit zijn mandje accepteren dat we konden aannemen om hem een plezier te doen, meer niet.
Elke bes, elk stukje groente, elke noot zouden we, terwijl we aten, opdragen aan hem, zou dat niet werken?

En alsof hij gezien had wat we hadden bekokstoofd, stond hij de volgende dag voor onze deur. Ik stelde hem voor wat wij hadden bedacht en hij begon te stralen van oor tot oor. Dus ik nam wat we konden accepteren en de rest nam hij mee terug.
Hoe het kwam snapten we niet, maar alles leek veel beter te smaken, fruitiger, voller, dieper. Hemels.
Het bleek een gouden greep, weten hoe te ontvangen.

dinsdag 26 juni 2012

Burgerlijkheid

Toen ik nog in een voorstad woonde in Nederland verbaasde ik me altijd over mensen die een postzegel gras maaiden. Hadden ze eindelijk de kans om de natuur welig te laten tieren, maakten ze er een modelgazon van, jammer vond ik dat.
Ik had in de Bollenstreek ook een postzegel, kocht een zakje met veldbloemenzaadjes en strooide het over de vierkante meter die van mij, lees van de bank, was. De buren, die het begrip burgerlijkheid hadden uitgevonden, waren not amused met dit stuk natuur voor hun deur.
Hier volgt mijn definitie van burgerlijkheid. Burgerlijkheid is volledig gericht zijn op wat anderen van je denken en dat maken tot leidraad van je leven. Daarom is het zaak om met de snelheid van het licht aan de weet te komen, wat de buren doen en denken. Hiervoor bouw je je raam vol met planten of sierpotten, altijd in paren, zodat je de straat onafgebroken kunt observeren. Wie komt er langs, waar gaat die naar toe, wat heeft hij bij zich, zijn er afwijkingen, hoe ziet die eruit, hoelaat enzovoorts, om zo te kunnen analyseren hoe de stand van zaken is. Kennis is macht.
Altijd als ik eraan kwam zag ik voor de ramen naast mijn huis lichamen wegschieten als vissen in een kom, of misschien heb ik me dat verbeeld.
Een ander kenmerk van burgerlijkheid is dat jij al 10 minuten eerder geobserveerd bent dan dat jij die ander gezien hebt. Blijkbaar vind ik andere dingen belangrijk, want in mijn oude buurt werd ik voortdurend aan het schrikken gemaakt. Buurman stond achter een struik: 'Goedemorgen' of geleund op een hek 'Goedemiddag' of Buurvrouw hangend uit een raam 'Dag Schatje' en elke keer schrok ik me te pletter, ik voelde me beslopen en een vette glimlach met kunsttanden was mijn deel.
Al snel voelde ik het etiket van verstrooide professor op mijn voorhoofd kleven, nee één van hen zou ik nooit worden, maar zij hadden er een leuke attractie bij. Als ik in mijn andere betegelde postzegel aan de achterkant van mijn huis mijn band plakte, en het lukte niet, dan hoorde ik in mijn nek de buurman die zei:'wil je een echte fietspomp lenen dan?'

Dus toen ik in Polen opeens geen buren meer had en geen postzegel maar 20 voetbalvelden kon ik mijn gras zo hoog laten groeien als ik wilde. Maar ik moet de oude buren nageven dat hun aversie tegen laisser-faire nu perspectief heeft gekregen. Je moet op een gegeven moment ruimte scheppen in de woekeringen rond je huis. Een paadje hiernaartoe. Een weggetje daarnaartoe. Dus kappen, snoeien en maaien moet.
Maar een modelgazon zal het nooit worden. De natuur is geen kapsalon.

zondag 24 juni 2012

Tijgerleeuw

We hebben een tijgerleeuw. Hij is nog jong, 1 jaar oud. Hij loopt door ons huis. Achter ons aan. We hebben ook een baby. Die negeert hij meestal. Ik speel wel eens met de tijgerleeuw. De grip van zijn klauwen wordt steeds steviger. Wat eerst een leuk spelletje was, is nu behoorlijk pijnlijk geworden. Mijn handen en bovenarmen zitten onder de krassen van zijn nagels. Ik vraag wanneer hij gegeten heeft. Mijn vrouw zegt dat ze het niet precies weet. Ik zie dat hij de baby met zijn klauw wegduwt. Dat bevalt me niet. Ik wil hem opsluiten, maar dat lukt niet. Deuren staan op een kier of zijn zonder slot. Over andere afscheidingen springt hij heen. Hij wil bij ons zijn. Hij laat steeds vaker zijn tanden zien en rolt met uitgestrekte klauwen midden in de kamer over de grond. Ook zijn geur begint sterker te worden. Het hele huis is ervan vergeven. Het is niet mogelijk het beest te ontlopen. Hij is overal. Hij laat zich niet opsluiten. De deuren hebben geen sloten. Als hij ziet dat ik mijn hand op de klink leg om een deur dicht te doen, rent hij op me af en glipt snel door de kier heen. Hij is razendsnel. Hij zit in een hoek van de kamer en observeert ons. Als een van ons opstaat, staat hij ook op een escorteert je. Een keer lukt het ons hem op te sluiten in de bijkeuken, we zetten een stoel tegen de klink. Hij merkt dat de deur niet open wil en begint als een bezetene rond te rennen, vervaarlijk te grommen en de jassen van hun haken te rukken, de schoenen te verscheuren.

Dit kan zo niet langer. We bellen de dierentuin. De dierentuin zegt dat ze geen plek hebben voor een tijgerleeuw. Wel voor een leeuw. Wel voor een tijger. Maar niet voor een mutant. We hadden nooit een tijgerleeuw moeten nemen. Geen leeuw, geen tijger en helemaal geen tijgerleeuw.

Ergens anders in Europa gaat een vrouw naar bakker van Vessem in Aerdenhout. Er is geen plek voor een SUV. Wel voor een Mini. Wel voor een Fiat. Maar niet voor een stadsjeep. We hadden nooit een SUV moeten nemen. Geen Mini, geen Fiat en helemaal geen SUV. Er staat niemand op de invalideparkeerplaats. Ze duikt erin. Ze haalt haar dokterskaart tevoorschijn en legt die op het dashboard. Aerdenhout is een reservaat voor gesedeerde wilde beesten en ander voetvolk, denkt ze, voordat ze een nummertje trekt.

vrijdag 22 juni 2012

Geen land

Ik ben met mijn zoons van 10 en 5 in het zwembad. Ze zetten de boel op stelten. Nederlands bloed. We worden gedoogd.
Veel zwembaden in Polen zijn ziekenhuisbaden. We zijn omgeven door patiënten met uitgezakte lichamen bijeengehouden door een badpak van elastiek, zoals een varkensdarm gehakt. Trage lijven die nooit een degelijk Nederlands Zwemdiploma hebben gehaald. Het is geen zwemmen, meer een weerloze vorm van drijven, dobberen, boven blijven. Een serieuze aangelegenheid.
Ja, dit is geen land van vaarten, dijken, vlieten, sloten, watertjes. kanalen, taluds, keringen, beekjes, werkeilanden, kreekjes, stroompjes, vijvers, plassen, rivieren en vennen. En van drie zeeën. De Noord-, de Wadden- en de Zuider-.

donderdag 14 juni 2012

Maffia

'Het is een Staat in de Staat', zeggen ze hier over Staatsbosbeheer (= Lasy Państwowe). Ik woon in een gebied waar bomen als paddestoelen uit de grond schieten. Om de wegen begaanbaar te houden is grof geschut nodig. Kettingzagen, houtversnipperaars en onderbetaalde werkers, horigen.
Boswachters rijden in gelikte terreinwagens, wonen in prachtige huizen op prachtige locaties. En ze mogen met pensioen als ze 50 zijn.
Pas geleden kwam ik erachter waarom het hen zo goed gaat.
Voor elke hectare bos stelt de Europese Unie een bedrag voor onderhoud beschikbaar. De kaste der boswachters verdeelt de staatsbossen onder elkaar in pacht. Slawek krijgt 150 hectare. Janek die iets beter ligt bij de Opperfeldwebel krijgt 200 hectare.
Het pachtbedrag is peanuts, het bedrag van de Unie is big bucks.
Het onderhoud laten ze doen door de onderkaste van zich kapotzuipende en rokende have-nots, lijfeigenen. Het feodalisme leeft! En zo stroomt het geld binnen. Zonder dat andere burgers een kans hebben gekregen om wat bos te pachten, omdat alle wouden onderhands werden verdeeld.
En deze maffia zorgt ervoor dat ons dorp zich niet kan ontwikkelen, omdat ze weigert toe te staan dat er wat bos wordt gekapt voor een skilift die ons dorp verbindt met het skigebied aan de andere kant van de berg. Dat bos heeft Jurek namelijk in pacht. En zo houdt een kwaadaardige boskabouter gedekt door een kwaadaardige club trollen de ontwikkeling van een heel dorp al jaren tegen.
Het wachten is op een Russische oligarch die de regionale leenheer zoveel dollars laat zien dat zijn familie tot in het tiende geslacht in een bad van goud kan zwemmen. Alleen zo kan de ban gebroken worden. En dan rijst de vraag wat die oligarch daarvoor van de locale ondernemers terugverwacht. Want hier gelden natuurlijk Slavische spelregels.
Ook al plak je er het etiket van democratie op.

Wereldkampioen

De boer heeft zijn boomgaard volstaan met motorkappen omdat hij graag autohandelaar zou zijn. De pastoor slacht zijn varkens op de binnenplaats achter de sacristie. Het beest wordt gratis verwerkt door de beenhouwer voor een aflaat.
De pastoor eet elke winter een varken op. Het woord is vlees geworden. Ouders van kinderen die zich voorbereiden op de eerste communie maaien zijn gras en kwasten zijn kozijnen.
De enige winkel van het dorp, een hangplek voor mannen, is vannacht in rook opgegaan. De glimlachende vrouw (de enige) die er in stond, staat niet op de rokende hopen te jammeren. Zij is, waar is zij?
De mannen hebben hun zuipen verplaatst naar een naamloze stal en proosten op de verbrande winkel. Iets beters schiet ze zo gauw niet te binnen.
De eik boven de winkel is van schrik op herfstdracht overgegaan. Verder is er niemand geschrokken. Alles gaat door met een hemeltergende onverschilligheid. Er gaan mensen dood. Er liggen mensen te kronkelen in ziekenhuisbedden. Patiënten met zottekappen van verband kijken wezenloos uit de ziekenhuisramen. Verband dat zij zelf moesten kopen. En dat er door doktoren vakkundig omheen is gewonden om er geen misverstand over te laten bestaan dat er hier niets te lachen valt. U heeft te weinig verband gekocht, mevrouw, zo kan ik niet werken. En voor straf legt hij er een onmogelijke strik in, als van de paashaas. Als dank krijgt hij een doos cacaoloze bonbons.
Bij het benzinestation tankt een man 4,2 liter diesel. Voor meer heeft hij geen geld. Zijn dochter moet nog naar gitaarles. Hij heeft een Pools vlaggetje aan zijn raam geklemd.
Polen wordt wereldkampioen.

dinsdag 5 juni 2012

Kapper

Eigenlijk ben je een soort dokter, zei ik tegen de kapper. Je kunt overal gaan wonen, er is altijd werk. De kapper woont in een kapitaal paleis in Nedersilezië omgeven door vennen, wouden, velden. Alles van hem.
Hij knipte 25 jaar in een kapsalon op Broadway. Zijn specialiteit: rijke joodse spinsters.
Ze vraten hem op. 
Toen er vliegtuigen gebouwen invlogen vond hij het tijd om terug te komen. Met hem verdwenen de spinsters en zijn baas gooide de handdoek in de ring. Van zijn loon kocht hij het buiten voor een fooi.
Als er een koper komt, dan verkoop ik de hele mikmak, zegt hij.
Hij heeft wat gastenverbijven, maar als er gasten verblijven wordt hij geïrriteerd.
Knippen doet hij nog steeds met plezier, aan huis. Hij heeft een buurtwinkeltje geopend, zijn zus staat erin.
En hij laat de oude paardenstallen tot een feestruimte ombouwen. Ik heb de werker ontslagen, hij was eigenwijs. Wilde ik dat hij in die hoek ging pleisteren, begon hij in de andere. Let maar op, die komt hier met hangende pootjes terug, hij komt nergens aan de bak. Alleen de minkukels zijn achtergebleven, de goeien zitten in het Westen.

Zijn baas heeft gebeld uit New York, hij wil in Manhattan opnieuw beginnen met de salon. Hij heeft er wel zin in, maar het is te ver en te duur.
Vier dagen knippen, twee keer de oceaan over en één dag thuis.
Hij sluit de monumentale gietijzeren poort, werpt een blik op het rozenprieeltje, dat begint te bloeien. Hij loopt naar boven, naar het boudoir vol met herderinnetjes en jonge prinsen, de foto van zijn moeder.
En in dat enorme complex van donkere gangen, kamers en kelders, knipt hij het licht uit. Het is veel te koud voor de tijd van het jaar.
Hij is veel te oud voor een reis met een schaar.

zondag 3 juni 2012

Kruimels

Ik kan goed stofzuigen, vindt mijn vrouw. Hoewel ik gevoelig ben voor emotionele chantage (geen vlekkeloos achterland) weet ik dat het haar daar niet om te doen is.
Ik haal mijn neus niet op voor saaie klusjes. Zij kan haar aandacht er niet bijhouden.
Honderd enveloppen van een postzegel voorzien, het gras maaien, ik heb er wel wat mee. Als ik het doe dan doe ik het goed, met de nadruk op als, want beginnen is een onderwerp op zich. Maar eenmaal bezig gaan de kussens van de bank, de bank opzij, de stoelen op tafel, alle duistere plekken komen in het volle licht. Spinrag, stofproppen, kraaltjes, centjes en dubbeltjes, alles verdwijnt al of niet rammelend in de gulzige keel van de Nilfisk.
Onder en in de bank vooral plastikken speelgoedjes afkomstig uit chocolade-verrassingseieren, die altijd met luid tumult worden opengemaakt, waarna met bruine monden het bouwplan hardop aan elkaar wordt voorgelezen. Als het speelgoedje is geassembleerd verwijten, ruzie of een handgemeen, waarom de een het de ander niet gunt zijn speeltje uit te wisselen.
Een half uur daarna zijn beiden ergens anders en is het speeltuig al half verzopen in de kussens van de bank.
De volgende dag is er van de verrassingen niks meer te zien en niemand die er nog naar vraagt. Tot ik 2 maanden later met mijn stofzuiger kom.
En geld. In alle kieren, plinten, hoekjes, naden en spleten liggen muntjes.
Poolse muntjes, euromuntjes en geld dat niet meer bestaat, franken, marken, schillingen. Je zou denken dat het geld bij ons uit de muren spuit, maar helaas is dat niet zo.
Ook hier zijn kinderen in het spel. Als ze er lucht van krijgen dat de bank opzij gaat staan ze samen te joelen van spanning over welke verloren schatten er boven water komen.
Als het zover is duiken beiden in het stof en graaien wat ze pakken kunnen als automobilisten op de snelweg bij een opengebarsten geldauto.
De hervonden verrassing laat de opwinding nog even opvlammen, maar meestal brengen ze die zelf naar de vuilnisbak. Verstandige jongens.
Ze laten hun schoenen buiten als ze binnen komen. De stofzuiger gaat terug in zijn hok. De vloer glimt. Het keteltje fluit. Laat nu de kruimels maar komen!

zaterdag 2 juni 2012

Meneer Assad,

Wat heeft u met de kinderen gedaan?
Waar zijn ze heengegaan?

Gisteren speelden ze hier nog,
Ik heb ze zelf gezien

Wat heeft u met de kinderen gedaan?
Waar zijn ze heengegaan?

Er ligt een fiets langs de kant
En een schep in het zand

Wat heeft u met de kinderen gedaan?
Waar zijn ze heengegaan?

Alles is blijven staan
Muren en bomen roepen hun naam

Wat heeft u met de kinderen gedaan?
Waar zijn ze heengegaan?

Geef ons ons leven terug
Zo mag het niet gaan

Wat heeft u met de kinderen gedaan?
Waar zijn ze heengegaan?

Laat de kinderen met rust
Ze hebben niks misdaan

Wat heeft u met de kinderen gedaan?
Waar zijn ze heengegaan?

Kijk uw eigen kinderen aan
Kom bij zinnen, u moet gaan

Wat heeft u met de kinderen gedaan?
Waar zijn ze heengegaan?

Hebben ze het koud?
Wat hebben ze aan?

vrijdag 1 juni 2012

Deur

In 1996 zag ik een documentaire met John Berger. John Berger is een Britse schrijver die naar de Franse Alpen emigreerde toen hij achter in de veertig was. Ik had de documentaire op video en keek er elke paar maanden naar. Ik snapte niet helemaal waar het overging, maar ik werd er blij van. In de documentaire was hij achter in de zestig.

Mijn onbestemde verlangen naar de schrijver ging zover, dat we een gîte in de buurt van zijn dorp Quincy huurden, om te zien waar hij woonde. Uiteindelijk zijn we een paar keer door het dorp van een paar huizen gereden. Bij 1 huis had ik het vermoeden dat het van hem was, maar ik durfde niemand te vragen. Ik wist bij God niet wat ik tegen hem had moeten zeggen, dus stel je voor dat hij voor mijn neus had gestaan als ik had aangebeld.

Jaren gingen voorbij en Berger verdween naar de achtergrond.
Maar de laatste tijd bleef een zin in flarden terugkomen.
Het gaat over de betekenis van betekenis van betekenis.
Ik pakte 'De vrucht van hun arbeid' erbij, zijn trilogie over het verdwijnende boerenleven en zocht in het verhaal 'De accordeonist', maar kon het niet vinden, ik las er steeds overheen. Of het was er niet. Stond het in een ander verhaal? Ik gaf het op, of ik had geen tijd, of ik was moe of alledrie.
Avonden het boek naast mijn bed gehad. Doorgenomen en nog eens doorgenomen. Ik kreeg er geen vat op. Ik kwam niet uit de impasse. Mijn verstand liet mij volkomen in de steek.
Tot vanavond. Ik kreeg het wereldidee om de documentaire terug te kijken. Die gaf een cruciale aanwijzing terug naar het boek.
Twee jaar naar gezocht, nu gevonden. Alsof er een deur open mocht.
Het gaat over Felix, die in het echt Louis heet, een boer en accordeonist, die zijn vrouw verliest en geen noot meer speelt. In het fragment heeft Felix zijn accordeon voor het eerst na jaren tevoorschijn gehaald. Hij gaat zitten in de stal met koeien op een melkkrukje.

De lucht, warm van de hitte van de dieren die de hele dag in de zon hadden gestaan, rook naar wilde knoflook want er groeit wilde knoflook in het veld bij de oude weg naar St Denis, waar ze stonden te grazen. Het instrument ademde deze lucht in en zijn twee stemmen roken ernaar.
Hij speelde de gavotte in vierkwartsmaat.
Gavotte, dat van gavot komt, dat bergbewoner betekent, dat krop betekent, dat keel betekent, dat schreeuw betekent.