De vrouw:
Ik was laatst met een vriendin in Amsterdam. We komen uit het Centraal Station, aan de voorkant. Het is lente, blad nog in de knop, koud en het regent. We moeten naar een toneelvoorstelling. 7 uur 's avonds. Wind waait hysterisch uit alle hoeken. Mensen zoeken een veilig heenkomen. Er staan 3 Bulgaren te spelen op het Stationsplein. Niemand slaat acht op ze, maar ze staan te toveren. En wij horen het. We blijven. Ik kijk naar hun kleding. Veel traditioneel rood en blauw. En de grauwe stad daarachter. Ik zeg tegen mijn vriendin: "Blijf jij hier wachten, dan ga ik Rembrandt erbij halen." Ik ren via de Prins Hendrikkade naar de Jodenbreestraat. Ik klop op de deur. Na wat gestommel doet hij open. Wat doe je hier, ik heb het druk. Nee, je moet meekomen, er staan 3 Bulgaren bij het station te spelen, dat moet je gezien hebben. Morrend loopt hij terug zijn huis in en komt naar buiten met een krukje, een vel papier en een pen. Verfspatten op zijn handen, in zijn gezicht en haar. Bij de Bulgaren begint hij meteen te schetsen. Nog geen uur gaat voorbij. Dan pakt hij plotseling zijn bullen, groet ons en vertrekt. Hij bedankt mij niet.
De laatste keer dat ik hem zag vroeg ik hem: Mag ik die tekening hebben? Nee, die krijg je niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten