V
Waar ligt dat ding?
M
Welk ding?
V
Dat ding met die tandwielen.
M
Wat voor ding met welke tandwielen?
V
Dat ding dat altijd in die la ligt.
M
In welke la?
V
De keukenla.
M
Welke keukenla?
V
De derde.
M
De derde van boven of de derde van onderen?
V
Dat maakt niet uit. Het zijn er vijf.
M
Wat vijf?
V
Vijf lades.
M
Wat ligt er in die la?
V
Er liggen 10 soorten messen, oude pleisters, zilverpoets, een rol bakpapier en een blikopener in.
M
Nou, dan heb je het toch.
V
Wat het?
M
Je blikopener.
V
Kan jij mij vertellen hoe ik met een blikopener een fles wijn openkrijg?
M
Hoe moet ik begrijpen dat je een kurketrekker zoekt. Die heb je zelf opgeruimd. Jij moet weten waar die ligt.
V
Ik begin opnieuw. Waar heb je de kurketrekker voor het laatst gezien?
M
Wie is hier de kurketrekker? Jij of ik? De laatste keer lag hij op het randje.
V
Welk randje?
M
Het randje boven het aanrecht.
V
De vensterbank?
M
Nee, bij de afzuigkap.
V
Waar bij de afzuigkap? Op de afzuigkap?
M
Nee, bij de afzuigkap. Daar waar de afzuigkap bij de muur komt.
V
Aan de kant van de wasbak of aan de kant van de vaatwasmachine?
M
Waar de waspoeder staat.
V
Er staat geen waspoeder.
M
Nu misschien niet, maar waar die altijd staat.
V
Daar ligt niks. Er staat alleen een lege vaas.
M
Hoe weet je dat die vaas leeg is?
V
Er staan geen bloemen in.
M
Heb je erin gekeken?
V
...
M
Kan je erin kijken? Wat zie je?
V
Bonnetjes.
M
Dan moet je onder die bonnetjes kijken.
V
Ik kan niet onder de bonnetjes kijken want de bonnetjes zijn niet doorzichtig.
M
Dan keer je de vaas om.
V
...
M
En?
V
Wanneer kom je thuis?
M
Heb je hem?
V
Ik moet ophangen, er wordt gebeld.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten