Met hoofdpijn stond hij op, de oude man. Sloffen en badjas aan. Nespresso aan. De storm had de hele nacht geraasd. Alsof de hele straat de hele nacht bezig was met kliko's te verplaatsen. Plastikken wielen op straatklinkers echoënd in de klankkast van lege vuilnisbakken. Op het schoolplein waren de kinderen als idioten aan het schreeuwen. Zo schreeuwden wij vroeger niet. Wij schreeuwden beschaafd. Wij deden spelletjes. Deze kinderen hebben een fixatie op elkaar. Alsof ze elkaar naar het leven staan. Misschien moet dat wel. Moeten ze oefenen om te overleven.
De hoofdpijn zat als een breinaald in zijn nek en kwam er bij zijn rechteroog weer uit.
Alka Seltzer dan maar. Hij staarde als een kind in het glas. Zo gaat het met mij ook. Nog even en ik ben opgelost. Zo oud als hij was had hij altijd zijn lichtzinnigheid vastgehouden. Lichtzinnigheid die omgekeerd evenredig was met de bangerik in hem. Hij was zo lichtzinnig als hij kon panikeren. Als de donkere kant van de maan. Latent, maar ontkend. Anders viel er niet te leven. Op het uur U zou hij zich zonder verzet overgeven, dat wist hij zeker. Het bruistablet spoot naar de oppervlakte. Maar daarvoor zou de angst hem te grazen proberen te nemen, en was je uitgepraat.
Zolang er branie is, is er leven.
Hij sloeg het glas achterover en de gordijnen open.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten