April kan ongenaakbaar zijn. Het is vijandig buiten. Het regent en een ijzige wind blaast mensen die denken dat het lente is terug hun huis in.
Het is Hollands weer. De noordwestenwind raast met honderden kilometers per uur over het continent en slaat stuk op de Sudeten.
Ik ruik de Noordzee. In mijn jas gedoken sta ik de grond open te harken.
April doet wat 'ie wil, maar ik ook. Als de wind gaat liggen moet er gras gezaaid.
Dan hoor ik plotseling gekrijs op twee, drie meter hoog. Ik kijk op. Het zijn twee meeuwen. Ze hebben iets in hun bek dat lijkt op een bruine boterham. Ze openen, als was het afgesproken werk, tegelijkertijd hun snavels en de boterhammen vallen voor mijn neus op de zwarte aarde. Op de boterhammen zit rosbief en gebakken ei. De meeuwen maken rechtsomkeert in de richting van de Noordzee en roepen nog wat triomfantelijks.
Als het niet echt gebeurd was, zou ik gezegd hebben dat een schrijver dit bedacht had. Een schrijver in een caravan in de Kennemerduinen. Maar dat kan natuurlijk niet.
De werkelijkheid is veel genialer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten