vrijdag 27 april 2012

Consumentisme

Als scheppend persoon heb je vaak te maken met beoordelingen. Men beoordeelt wat gemaakt is als een klant in een Witte Slagerij. Je hebt slavinken. Je hebt halfom. Je hebt hoofdkaas. Je kunt kopen of afserveren. Door het aanbod is de consument in de positie gekomen van omnipotente scherprechter. Hij denkt dat hij van alles verstand heeft. En hij laat zijn ongearticuleerde mening zonder schaamte naar buiten vloeien. En dat is geen eerlijke gepeperde koeienvla maar drek die het keurmerk stront nog niet eens mag dragen.

De lezer, kijker of luisteraar zou tegen zichzelf in bescherming moeten worden genomen door eerst zelf een poging te doen om te maken wat hij consumeert om gevoel te krijgen voor wat het maken vermag. Als hij daarna nog steeds een grote mond heeft dan is dat in elk geval op meer gestoeld. En het is te hopen dat deemoed en bescheidenheid bezit van hem zullen nemen. Dat betekent niet dat hij zijn mond moet houden. Het is meer iets van je plaats kennen. En dan pas je scheur opentrekken.

Voor het geschreeuw van het oordeel de stilte van het gesprek met uzelf in de plaats stellen. U bent als calculerend burger veranderd in een rekencentrum, terwijl u een kwetsbare zuil van bloed en botten bent die met een pennestreek door het noodlot doorgehaald kan worden. U heeft niets in te brengen dan lege briefjes.

Uw kind komt naar u toe met een tekening. Uw kind begint uw taal te spreken. Op het papier staan wat vage krassen. U maakt een verplicht compliment. U snapt niets van wat u ziet. Uw kind zegt dit ben ik. En bij de grootste verzameling krassen zegt het en dit is papa. En nu ziet u het ook. Het kind heeft gelijk. Ik ben een verzameling krassen.

Klikspaan

Om de vijver op te helderen kocht ik een jaar geleden 2 graskarpers.
Behalve plankton aten ze ook alle waterplanten op. De net gekochte lisdodden gingen er in als koek. En aan vermenigvuldiging deden ze ook. De honderden kindvisjes overleefden de winter lachend onder een plak ijs van een halve meter en waar je nu kijkt zie je ze.
Mijn zoons zijn gefascineerd en niet weg te slaan bij de waterkant. De oudste heeft moordzuchtige neigingen. Hij heeft een wetenschappelijke natuur. En schuwt het experiment niet. Wormen worden geciseleerd, kikkers geplet en sprinkhanen houdt hij net zolang in een potje tot ze krankzinning geworden zijn.
Ik weet dat en probeer te redden wat er te redden valt en hem tegelijkertijd de liefde voor al wat leeft aan te praten. De kikkers die van de week in innige omhelzing aan het paren waren heeft hij met rust gelaten, al probeerde hij wel de mannetjes van de ruggen van de vrouwtjes los te trekken.
Gisteren kwam hij met 4 graskarpertjes van 2 centimeter lang in een bakje aanzetten, gesecondeerd door zijn broertje. Trots en bang dat ik aan het feest een eind zou maken.  
Ik zei knap dat het je gelukt is ze te vangen, maar zet ze nu maar terug. Hij knikte van ja. Ik ken die beloftes en volgde hem door het raam tot ik gezien had dat hij het bakje leeggooide. Maar vanmorgen klikte de kleinste dat hij er toch 1 door midden had gebroken bij hun 'basis', de glijbaan.
Om de kleine niet te verraden, heb ik niets tegen de oudste gezegd. Maar ik weet wat voor vlees ik in de kuip heb.

maandag 23 april 2012

Lege handen

Zoals elke morgen breng ik mijn jongens naar school. We passeren de plaats waar de bus stopt -geen bushalte- er staan hier af en toe mensen te wachten. Zonder mensen is deze plek van geen betekenis.
Er staan een moeder en een dochter. Ze steken hun hand op, ze kennen ons, en hopen dat we stoppen.
Ik wil wel, maar ik kan niet, want dan moet één van de dames in de achterbak.
In 1997 was de rivier die hier uit de berg komt veranderd in een grommende draak. Andere omstandigheden vragen om ander gedrag. Met een aanstormende rivier in mijn rug had ik wel 6 dames in mijn achterbak kwijtgekund. Maar de paniek ligt ergens in een ver dal zijn roes uit te slapen. Je kan hem horen snurken, maar je ziet hem niet. Dus bestaat hij niet. 
Moeder en dochter zijn in de steek gelaten door het gezinshoofd, die vreemdging met de fles. Polen is het land van de onzichtbare vaders. Moeder ziet er uit als een verbaasd clowntje, Giulietta Messina, de dochter is 14 of 15, een uit de kluiten gewassen meidje, dat niet weet wat ze met haar lichaamsdelen aan moet vangen.
Een uur later kom ik ze tegen op de markt van het provinciestadje. Ze groeten nauwelijks, ze schamen zich. Ze zijn toch door iemand meegenomen.
Weer een uur later rij ik terug via de kilometerslange weg omhoog en weer zie ik ze staan. Ze steken hun hand op. Dit keer ben ik alleen met boodschappen. Ik stop. Ze groeten onhoorbaar en stappen in, terwijl ik schielijk wat lege flessen en proppen papier van de bijrijdersstoel weghaal. Zwijgend zitten ze naast en achter me. Ik kan ze niet naar het dorp brengen, want ik moet voor het dorp omhoog. Bij mijn afslag stop ik.
De moeder zegt zoiets als 'nou, dat moet dan maar', bedankt en stapt uit. De dochter zegt er geeneen.
Ze lopen het laatste stuk naar huis. Ze hebben lege handen.

woensdag 18 april 2012

Stijl

Ik zie u zo graag, zeggen Vlamingen, geloof ik. Waarmee ze bedoelen dat wat de ander ook zegt, het altijd goed is. De ander kan een potje breken. Waar het over gaat is niet zo belangrijk, de nabijheid is belangrijk.
Zo is het ook met stijl.
Grote schrijvers, zoals Gogol, Duras, Reve of AL Snijders hoor je graag lullen. De ene keer is het onderwerp interessanter dan het andere, maar het gaat vooral om hoe ze hun onderwerp benaderen, de muziek van het schrijven.
Het is de lezer te doen om de stem van de schrijver. Het gaat niet om de anekdote of het intellect.
De schrijver CS Lewis zegt 'we lezen om te weten dat we niet alleen zijn'. We zoeken keer op keer het gezelschap van een geliefde schrijver omdat ons hart erdoor wordt verwarmd en we ons beter gaan voelen.
Toon Hermans had het ook. Al val je middenin zijn voorstelling, je snapt meteen waar het over gaat, omdat de anekdote niet van belang is. Het gaat om de man. Hoe hij het zegt.
Als een kind dat rustig in slaap valt na het horen van één zin uit het midden van een verhaal dat haar vader voorleest.
Of zoals de merel in de tuin. Wat hij zegt weet je niet, maar je wil niet dat hij stopt.

maandag 16 april 2012

Troost

Op de N207, richting Ringvaart, bij het stoplicht naar Hoofddorp staan de volgende mensen in hun auto te wachten.

Jan, 31 jaar, heeft zojuist te horen gekregen dat hij op zoek moet naar ander werk. Hij heeft hartkloppingen, hij zweet. Zijn vrouw kan elk moment bevallen. Hij heeft een tophypotheek. Jan weet dat sport goed is voor de gezondheid, maar is 's avonds te moe om het ene been voor het andere te zetten. Jan kijkt links omhoog.

Marion, 54 jaar, verzorgt haar moeder. Die woont in een kast van een huis. Op het huis staat 'Peeperkorn', oude bollenadel, maar haar moeder is import. Opgegroeid in Amstelveen, geboren in Polen. Ze is een trotse vrouw en is bij het ramen lappen in de rodondendrons terecht gekomen. Heup gebroken. Ze ligt in de erker en ziet de wolken boven de Noordzee. Niemand ziet haar, alleen haar dochter. De dochter kijkt links omhoog.

Dokter Osinga, huisarts. Kettingroker. Fries. Hij komt van een verplichte bijscholingscursus. Alles wat hem van zijn patiënten afhoudt ziet hij als verloren tijd. Het is 5 graden Celsius, maar hij heeft alle ramen open omdat hij de bijscholingscursus van zich af moet roken. Dokter Osinga weegt 54 kilo. Hij kijkt links omhoog.

Op lantaarnpalen zitten 3 prehistorische monsters hun vleugels te drogen. Het waait en de beesten moeten voortdurend hun evenwicht zoeken om te blijven staan. De schollevaren strekken hun zwarte borst ver naar voren, snavel omhoog, omarmen de westenwind.

Het stoplicht springt op groen.

zondag 15 april 2012

Diefstal

April kan ongenaakbaar zijn. Het is vijandig buiten. Het regent en een ijzige wind blaast mensen die denken dat het lente is terug hun huis in.
Het is Hollands weer. De noordwestenwind raast met honderden kilometers per uur over het continent en slaat stuk op de Sudeten.
Ik ruik de Noordzee. In mijn jas gedoken sta ik de grond open te harken.
April doet wat 'ie wil, maar ik ook. Als de wind gaat liggen moet er gras gezaaid.
Dan hoor ik plotseling gekrijs op twee, drie meter hoog. Ik kijk op. Het zijn twee meeuwen. Ze hebben iets in hun bek dat lijkt op een bruine boterham. Ze openen, als was het afgesproken werk, tegelijkertijd hun snavels en de boterhammen vallen voor mijn neus op de zwarte aarde. Op de boterhammen zit rosbief en gebakken ei. De meeuwen maken rechtsomkeert in de richting van de Noordzee en roepen nog wat triomfantelijks.
Als het niet echt gebeurd was, zou ik gezegd hebben dat een schrijver dit bedacht had. Een schrijver in een caravan in de Kennemerduinen. Maar dat kan natuurlijk niet.
De werkelijkheid is veel genialer.

donderdag 12 april 2012

Recycling

In mijn kledingkast hangen overhemden en broeken die hun glans hebben verloren.
Dat gebeurt elk voorjaar. Een stelletje hou ik apart als werkkleding, want ik heb de neiging op mijn paasbest de tuin in te gaan. Voordat ik het weet zit ik op mijn knieën in de klei. Vergeten om te kleden. Ik vind het al 4 jaar een goed idee een overall aan te schaffen, maar het lukt steeds maar niet.
De afdankertjes gaan in een plastic zak naar Roman, een intelligente vent die in de greep is van Koning Alcohol. Als hij niet dronken is kun je een aangename conversatie met hem hebben. Hij relativeert, heeft humor en ziet de tragiek in van zijn eigen situatie.
Als de alcohol hem niet genekt had zou hij nu als cultureel attaché Polen vertegenwoordigen, in de watten gelegd door chaperonnes.
Roman heeft geen cent te makken en verkoopt een deel van de kleding door aan mindere goden uit het dronkemanscircuit. En zo zie ik Opa in mijn t-shirt, Balanga in mijn broek en Kroonkurk in mijn van bommels rondstappen.
Op zekere morgen rijd ik met een auto vol plastic, glas en papier naar de gescheiden afval plek. (Er wordt gefluisterd dat het lood om oud ijzer is. Al het gescheiden spul komt, als niemand kijkt, weer op een grote hoop. De subsidie voor gescheiden afval van de Europese Unie is geïncasseerd, maar de infrastructuur erachter is niet georganiseerd. Wist u dat de stadions tijdens het EURO2012-toernooi worden verlicht door Vietnamezen die in de catacomben op racefietsen turbines aandrijven?)
Opa komt mij tegemoet in mijn t-shirt en is in zijn wiek geschoten dat ik de afvalbakken uit 'zijn' straat gebruik, hoewel hij daar geen belasting voor betaald heeft en ik wel.

zaterdag 7 april 2012

Grenzen

We denken over kippen. Een regionaal populaire soort is die van de groenpoters. Een kip waarvan het pootje groen is en het eitje smaak heeft. Om er 10 te kopen, in de zomer de eieren ervan te hebben, ze in de herfst te slachten en dan volgend jaar hetzelfde te doen.
Dat stelt mijn vrouw voor, ze is praktisch.
Dat slachten gaat ze zelf niet doen, dat valt mij toe. Ze doet de gordijnen dicht en de televisie aan als de slachtpartij aan de gang is en de koploze hennen om het huis heen rennen. Ik kom binnen als het voorbij is. Ze verwacht een eindproduct.
Er is iets dat mij niet bevalt. Ik kan het zelf doden wat je gaat eten billijken. Maar om de gehele levende have op een middag in de herfst over de kling te jagen stuit mij tegen de borst. ("Maar jonge sla in september, net geplant, slap nog, in vochtige bedjes, nee.")
Het is te praktisch. Het is misschien goedkoper, maar er zijn grenzen.
We komen tot een compromis.
Er moet een winteronderkomen worden gebouwd, zodat de kippen die we niet eten gewoon door kunnen leven. Totdat we honger krijgen. Dan kom ik in het geweer.
Maar zover is het nog niet.
Het zijn slechts plannen.

dinsdag 3 april 2012

Of iets dergelijks

Hij was de onhandigheid in persoon. Alles wat hij ophing, repareerde, plakte bleef niet hangen, gemaakt, zitten. Het was genetisch, dat wist hij, maar last had hij er toch van. Zijn vader was grootaandeelhouder. Die dirigeerde handige mannetjes. Zijn moeder was onderwijzeres. Die wond handige mannetjes om haar vinger. Hij was niks en moest roeien met de riemen die hij niet had.
Hij was een soort wijf. Maar dat wijf was wel huisvader, met een vrouw en nageslacht, dat dan weer wel.
Laten we zeggen dat hij andere talenten had.
Als er weer eens een leiding spontaan begon te spuiten, of een lampekap op half zeven hing, of er een gekmakende gaslucht onder de vloer vandaan kwam, belde hij snel de buurman, die hem wilde helpen op voorwaarde dat hij zich een college handige tips zou laten welgevallen. Hij deed dan echt zijn best om de adviezen niet zijn andere oor uit te laten vliegen, en daarom hoorde hij niet alles wat de buurman zei.
Hij knikte beleefd, terwijl hij een stuk gereedschap vasthield om hem het gevoel te geven dat hij elk moment kon inspringen.
Probeerde hij zo'n waterleiding zelf te maken, waar een ringetje was uitgedroogd dat vervangen moest worden, dan raakte hij zo emotioneel betrokken bij de leiding dat hij die gewoonweg kapotkneep aan weerszijden van het euvel, kortom hij kon van een relatief klein probleem een catastrofe maken, omdat hij het te graag wilde oplossen.
Zijn passie was groter dan zijn zelfbeheersing, of iets dergelijks.
Als het kwaad was geschied kon hij soms wel een minuut versteend staan te kijken hoe de keukenvloer blank begon te staan, alsof hij zichzelf wilde onderdompelen in schuld. Hij wilde de situatie goed in zich opnemen om hem daarna te kunnen analyseren. Wat heb ik fout gedaan? Moest ik zoveel kracht zetten? Ja, maar die koppeling zat ramvast. Die wilde niet los. Een knappe jongen die dat anders aan kon pakken. En zo zat hij tegen zichzelf te babbelen, terwijl het water over zijn schoenen liep.
Hij werd pas wakker door het gekrijs van zijn vrouw die gilde dat hij de hoofdkraan moest dichtdraaien. De hele buurt had het gehoord, hij voelde zich ontmand en begon zijn vrouw voor viswijf uit te maken terwijl hij toevoegde dat ze in principe gelijk had, alleen dat ze niet zo'n keel had hoeven opzetten.
Maar weer de buurman gebeld, die met een colgate-smile en een combinatietang in de aanslag even later voor de deur stond. Zijn vrouw deed open met een glimlach-van-duizend-en-1-nacht en het leek of haar borsten uit haar blouse wilden knallen.
Met soppende schoenen gaf hij de buurman een hand. Die lijkt op een reus en zegt: 'Is het weer zover?'