woensdag 30 mei 2012

Discriminatie

In het begin van de jaren 90 was mijn vrouw de eerste nieuwe Pool in Amsterdam. Oude Polen waren in het holst van de nacht achter het ijzeren gordijn vandaan gekropen, toen het Oostblok nog stijfstond van het Stalinisme. Een professor, een filmregisseur en een clown.
Toen we later in het bollengebied neerstreken, hoorden we in de C1000 andere Polen achter de schappen. En als je niks hoorde, kon je het meteen zien: een Pool is altijd in een groep, is oplettender dan een Nederlander, gewend aan de fluctuaties van de conjunctuur. Over de pot pindakaas die er vandaag staat kan morgen geen herinnering meer bestaan. Men beweegt schichtiger, dierlijker dan een Nederlander. Een Nederlander let niet op. Dronken van de gratis koffie leunend op zijn winkelwagen heeft hij vage gedachten over naar welke ziektekostenverzekering hij zal overstappen.

Nog later verlieten wij Holland. Af en toe komen we een weekje terug. We logeren dan in Sollasi, zo'n huisjespark in Noordwijkerhout, waar het wemelt van de Polen.
Hoe we dat weten?
Je loopt langs de achtertuinen. Bij de schuiframen zitten vrouwen gehurkt te roken. Met sloffen in het natte gras. Samenzweerderig kijken ze op wie er voorbij gaat. En wenden zich weer tot hun eigen kring. Het rooksignaal van de vrouwen-verzamelaars kringelt meters in de hoogte.
In de hoogte waar een Boeing boven de Noordzee klimt naar 30.000 voet.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten