dinsdag 5 juni 2012

Kapper

Eigenlijk ben je een soort dokter, zei ik tegen de kapper. Je kunt overal gaan wonen, er is altijd werk. De kapper woont in een kapitaal paleis in Nedersilezië omgeven door vennen, wouden, velden. Alles van hem.
Hij knipte 25 jaar in een kapsalon op Broadway. Zijn specialiteit: rijke joodse spinsters.
Ze vraten hem op. 
Toen er vliegtuigen gebouwen invlogen vond hij het tijd om terug te komen. Met hem verdwenen de spinsters en zijn baas gooide de handdoek in de ring. Van zijn loon kocht hij het buiten voor een fooi.
Als er een koper komt, dan verkoop ik de hele mikmak, zegt hij.
Hij heeft wat gastenverbijven, maar als er gasten verblijven wordt hij geïrriteerd.
Knippen doet hij nog steeds met plezier, aan huis. Hij heeft een buurtwinkeltje geopend, zijn zus staat erin.
En hij laat de oude paardenstallen tot een feestruimte ombouwen. Ik heb de werker ontslagen, hij was eigenwijs. Wilde ik dat hij in die hoek ging pleisteren, begon hij in de andere. Let maar op, die komt hier met hangende pootjes terug, hij komt nergens aan de bak. Alleen de minkukels zijn achtergebleven, de goeien zitten in het Westen.

Zijn baas heeft gebeld uit New York, hij wil in Manhattan opnieuw beginnen met de salon. Hij heeft er wel zin in, maar het is te ver en te duur.
Vier dagen knippen, twee keer de oceaan over en één dag thuis.
Hij sluit de monumentale gietijzeren poort, werpt een blik op het rozenprieeltje, dat begint te bloeien. Hij loopt naar boven, naar het boudoir vol met herderinnetjes en jonge prinsen, de foto van zijn moeder.
En in dat enorme complex van donkere gangen, kamers en kelders, knipt hij het licht uit. Het is veel te koud voor de tijd van het jaar.
Hij is veel te oud voor een reis met een schaar.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten